Opinie
Trump dankt zijn onkwetsbaarheid aan de kiezers in het midden die tevreden zijn over de goede economie
Ross Douthat is columnist bij The New York Times.
Vorige week las ik via Twitter een speech van Sacha Baron Cohen – de nepjournalist Borat uit de films –, die “een handvol internetbedrijven” veroordeelt omdat zij “de grootste propagandamachine in de geschiedenis” hebben gebouwd en de opkomst van autoritarisme, demagogie en vooroordelen stimuleren.
Maar ook op Twitter vond ik een recente studie van academici in Frankrijk, Canada en de Verenigde Staten over het verband tussen de echokamers van de sociale media en de steun voor het populisme in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de VS. De auteurs stelden vast dat er ofwel geen, ofwel een negatief verband was. Populistische kiezers zochten in de echte wereld iets vaker het gezelschap op van mensen van dezelfde etniciteit of sociale klasse, maar waren op het internet niet meer dan anderen geneigd om zich in echokamers op te sluiten. Het gebruik van sociale media was zelfs een goede indicator van weerstand tegen de campagne van Donald Trump.
Dit is niet de eerste studie die de vermeende centrale rol van de sociale media in het drama van het rechtse populisme in twijfel trekt. Kort na Trumps verkiezing noteerden economisten van de Brown-universiteit en Stanford dat hij minder populair was dan Mitt Romney en John McCain bij Amerikanen die hun nieuws online haalden, terwijl de kiezers die hij bekeerde vaak bij de traditionele media zwoeren.
Fake news
Dat sluit natuurlijk niet uit dat onlinegekonkel het populisme niet zou beïnvloeden. Mensen die het internet zelden gebruiken, zullen zich misschien gemakkelijker door nepnieuws om de tuin laten leiden wanneer ze dat toch een keer doen. Het bombardement met memes op het web kan gewone mensen in extremisten veranderen. En Cohen heeft gelijk wanneer hij zegt dat kleine gemeenschappen van verdorven lieden, van pedofielen tot antisemieten, onlineplatformen op perverse manieren gebruiken, en dat de reuzen van het internet de vrije meningsuiting als excuus gebruiken om hen te laten begaan.
Maar we moeten meer twijfels hebben over het ruimere betoog van Cohen en van veel linkse mensen: dat het ‘riool’ van de sociale media alles verklaart, van klimaatscepticisme tot haat tegen migranten. Dat betoog ziet Russische trollen en YouTube-sterren als de hoofdrolspelers van het populistische tijdperk, en vindt dat de onlinemeningsuiting moet worden beteugeld om de liberale orde te herstellen.
De studies die ik heb aangehaald, wijzen op een ander scenario: links is zoveel online, zit zo erg gevangen in zijn eigen informatiebubbel, dat het zich in zijn analyse van het populisme uitsluitend op zijn digitale ervaring baseert. Zelfs als die analyse duidelijk ontoereikend is.
Als je voortdurend op Twitter en Facebook zit, ga je vanzelf denken dat de sociale media essentieel zijn voor de aantrekkingskracht van extreemrechts en dat een betere regulering zou volstaan om Trump, Marine Le Pen of Nigel Farage de pas af te snijden.
Maar als het andere kamp in werkelijkheid minder online is dan jij, maak je twee vergissingen. Ten eerste onderschat je de krachten in de echte wereld die het populisme aantrekkelijk maken. Je overtuigt je ervan dat een aanpassing van een algoritme of een betere controle van de feiten diepe trends – economische stagnatie, maatschappelijke crisis – zal oplossen die zonder fake news ook zouden bestaan.
Isolement
Ten tweede negeer je dat je eigen informatiebubbel een radicaliserend effect kan hebben – ook bij buitenstaanders, die de indruk krijgen dat het politieke liberalisme een verstikkende wereld is, bevolkt door hoogopgeleide ideologen. Als je naar de voorverkiezingen bij de Democraten kijkt, die voor de sociale media gemaakt lijken, merk je inderdaad dat het liberalisme op zijn beurt wordt scheefgetrokken door online-feedback-lussen en een escalerende radicalisering.
De huidige conservatieve politiek is wel degelijk verziekt en de sociale media zijn zeker niet goed voor het fatsoen en het gezond verstand in het rechtse kamp. Maar de crisis van het conservatisme heeft veel te maken met ouderwetse media zoals radio en kabelnieuws, samen met isolement en vervreemding in de echte wereld. Donald Trump dankt zijn (relatieve) onkwetsbaarheid aan de inertie van kiezers in het midden die tevreden zijn over de vrij goede economie, niet aan het radicalisme op YouTube.
Als de strijd om die kiezers gaat, zal elke strategie van de Democraten mislukken tot links beseft dat het zelf moet leren om aan het internet te weerstaan, voor het de sociale media voor anderen aan banden legt.
© The New York Times