Guillaume
Terroristen komen niet aan je deur bellen
Schrijvende medemens Guillaume Van der Stighelen en marktonderzoeker Jan Callebaut schrijven om beurten de column op vrijdag. Vandaag is Van der Stighelen aan de beurt.
Het prachtige aan deze wereld is dat er knoppen aan staan. Je kunt hem uitzetten. Terroristen, oorlogsvoerders, gelijkhebbers en andere lawaaimakers zijn zo bezeten door media-aandacht. Ze komen niet aan je deur bellen, ze komen via de schermen in je leven. In de echte wereld kom je ze nog nauwelijks tegen. Tenzij je op de redactie van een tijdschrift, een televisiezender of een ander medium werkzaam bent, en dan nog. Eén druk op de knop en ze verdwijnen. Geen gezeik meer over de nazi's die terug zijn. Geen gezeik over het gezeik dat de nazi's terug zijn. Geen vakbonden en regeringen die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Geen journalisten die elkaars journalistiek geen journalistiek vinden. Geen slecht weer meer op komst. Geen zorgen of het wel goed komt met Josje. Geen economen die elkaars voorspellingen kwakzalverij vinden. Geen dreigende godsdiensten, geen deurwaarders die beslag leggen op de Cycladen. Alle-maal weg. Wat overblijft zijn je vrienden, collega's, buren, huisgenoten.
En Astrid Nijgh. Want wat doet een mens als alle schermen gedoofd zijn?
Dan loop je binnen in een barokke kerk waar een vleugel staat, een contrabas en vier dames die liedjes zingen. Liedjes van Lennaert Nijgh, kamergenoot van Boudewijn de Groot en overleden ex van Astrid. Lennaert Nijgh schreef al die teksten die wij als jongens uit het hoofd moesten kunnen citeren, wilden we toegang krijgen tot het hart van meisjes met dromerige ogen.
Als ze vroegen of je het wel ernstig meende:
"Want je kunt niets zeker weten en alles gaat voorbij.
Maar ik geloof, ik geloof, ik geloof,
ik geloof, ik geloof in jou en mij."
Als het meisjesverdriet zo groot was dat ze dood wilden gaan:
"Zo te sterven op het water
met je vleugels van papier,
zo maar drijven na het vliegen
in de wolken drijf je hier.
Met je kleuren die vervagen,
zonder zoeken, zonder vragen.
Eindelijk voor altijd rusten
met de bloemen die je kuste."
Als een flikkering in hun ogen deed vermoeden dat de eerste troost werkte:
"Er is geen einde aan het laatste einde,
er is alleen een eeuwig nieuw begin
dan zal ik daar onmiddellijk in geloven
tegen beter weten in."
Een uur zit je in een kerk te luisteren naar al die woorden van lang geleden. Je vrouw legt op je knie haar hand met daaronder een netjes gevouwen zakdoekje. Gêne krijgt met de jaren het gezelschap van tederheid. Aan het eind van het concert verdwijnt Astrid Nijgh en verschijnt hoog boven de hoofden op de preekstoel. Het wordt stil. Haar diepe, indrukwekkende stem dondert een eerste zin.
"Je schuimt de straten af en volgt het dievenspoor."
Even later sta je handenklappend mee te zingen en wil je haar en haar drie jonge vriendinnen omhelzen. Voor het leven.
Na afloop loop je hand in hand. Er dwarrelt wat sneeuw naar beneden en je vrouw zingt zacht, haar hoofd op je schouder.
"Nu valt de nacht
zacht als de sneeuw
en alles staat stil in de kou.
Ik draag een ster
van ver in mijn hand,
ik ben onderweg naar jou."
In je zak omklem je een telefoon waarop stiekem toch de foto staat van die preekstoel. Want die wil je sharen. Morgen. Als de knoppen weer aan staan.