ColumnJulie Cafmeyer
Soms denk ik: ondanks alles ben ik er toch in geslaagd om duidelijk te maken dat ik opensta voor opslag
Julie Cafmeyer is columnist.
Uit de statistieken blijkt dat vrouwen minder verdienen dan mannen. Om die reden vond ik het mijn morele plicht om opslag te vragen. Niet dat ik te weinig verdien. Ik moest weten hoe het voelt. Vrouwen verdienen minder geld omdat we niet hebben geleerd het ongemak aan te gaan. Het ongemak dat je om meer vraagt. We moeten dus oefenen. Oefenen in opslag vragen.
Ik stuurde een e-mail naar mijn werkgever. Ik besloot om het simpel te houden. Ik schreef: ‘Beste, ik zou graag opslag krijgen. Persoonlijk vind ik dat ik goed bezig ben. Met vriendelijke groet, Julie’.
Nadat ik deze mail stuurde, kon ik me niet inbeelden dat ik mijn mailbox nog ooit zou durven checken. Ik vond het gênant, haast walgelijk dat ik me zo gulzig en verwend gedroeg.
Mijn werkgever nodigde me uit voor een lunch in een brasserie. Na twee glazen prosecco vond ik de moed om mijn vraag nog eens te herhalen. Op een excuserende toon zei ik: “Ja, nog even over die opslag. Niet dat geld me zoveel uitmaakt hoor.” Ik lachte ongemakkelijk, mijn werkgever keek me vragend aan. Ik brabbelde iets over de inflatie en de stijging van de energieprijzen en indexen.
“Heb je misschien bij een andere krant een beter aanbod gekregen?”, vroeg mijn werkgever. Ik durfde hem niet meer aan te kijken, zakte nog dieper in de grond van schaamte. Dacht hij misschien dat ik een verrader was? Een bedriegster? Een niet-loyale schrijver die elders om meer vraagt? Wilde hij misschien van me af? Was mijn vraag naar opslag het definitieve bewijs dat ik geen enkele voeling had met de realiteit? Al deze gedachtestromen, en nog meer prosecco’s, maakten het heel moeilijk om helder na te denken. Ik probeer dit alles al heel lang te verdringen, maar als ik het me goed herinner zei ik iets in de trant van: “Als je van me af wil, is dat meer dan oké!”
Toen begon het tot me door te dringen dat ik door mijn vraag naar opslag mijn eigen ontslag in scène bracht. Dit was het risico. De angst die ons wordt aangepraat. Wie meer wil, loopt het gevaar alles kwijt te spelen. Ik vond niet meteen een manier om me te herpakken, dus concludeerde: “Laten we die drie columns in de week van mij gewoon vergeten.”
Mijn werkgever rekende af, en ik bedankte hem verlegen voor het etentje. Enkele dagen later belde ik hem. Ik had me bedacht, ik wilde nog wel voort schrijven. We helderden de misverstanden op, maar er werd geen woord meer gerept over de opslag.
Ik kan niet ontkennen dat ik de laatste tijd vaak wakker lig en nadenk over mijn mislukte poging tot het vragen van opslag. Tijdens deze slapeloze nachten ga ik op zoek naar troostrijke gedachten. Dan denk ik: ondanks alles ben ik er toch in geslaagd om duidelijk te maken dat ik opensta voor opslag.