ColumnMark Coenen
Sommige bekende koppen kunnen zelfs afval te gelde maken
Mark Coenen is columnist.
Deze week werd een paar smoezelige sandalen van Steve Jobs, de in 2011 aan pancreaskanker gestorven opperbaas van Apple, op een Amerikaanse veiling verkocht voor bijna 220.000 dollar. Hij droeg ze in de jaren zeventig en tachtig, en volgens de brochure kon je aan de afdruk in de sandaal duidelijk zien dat Jobs ze vaak gedragen had. De koper kreeg een NFT en een paar extra geurvreters mee.
Voor u ter plekke beslist om ook uw afgedragen Birkenstocks bij te houden tot een erfgenaam er via Sotheby’s rijk mee wordt: zo werkt dat voor ons simpele plebejers niet. Het is alleen de bekende koppen gegeven om veel munt te slaan uit rare tweedehands bezittingen. Sommigen kunnen zelfs afval te gelde maken.
Zo werden op een Franse veiling in 2013 vier sigarettenpeuken verkocht waaraan naar verluidt Serge Gainsbourg zelf ooit gelurkt had: 500 euro per stuk, cash af te rekenen bij de kassa.
Een simpele search wijst uit dat de verkoop van memorabilia een handeltje is dat draait als een tierelier. De bekende vedette is nog maar net aan zijn laatste adem bezig of hebberige familieleden bellen de veilingmeester om zo snel mogelijk af te spreken, want “vader zou het zo gewild hebben”. Alles wat los- of vastzit en waar de aflijvige ooit aan gekomen dan wel in de buurt van is geweest kan immers vermarkt worden.
Zo werd gisteren de hele uitzet van auteur Joan Didion online geveild: niet door erfgenamen want die had ze niet, wel voor een goed doel.
Het is wat de gek ervoor geeft, en er zijn veel gekken die veel willen geven. Daarvoor moet het icoon zelfs niet dood zijn: op een recente veiling verkocht de armlastige Janet Jackson haar hele garderobe, een week nadat Don McLean hetzelfde gedaan had. De veiling als derde pensioenpijler.
Het is een handeltje dat uit de katholieke prehistorie stamt: daar kregen de lichamelijke overblijfselen van heiligen ook een bijzondere plaats, als verbinding tussen aarde en hemel. Helemaal zonder winstbejag was dat niet: mercantiele medebroeders sloegen slagjes uit vingerkootjes van heiligen die ze gewoon in gindse knekelhuis waren gaan roven. Toen bleek dat niet minder dan zes kerken tegelijk er prat op gingen dat ze het hoofd van Johannes de Doper bezaten, werd de zaak in de dertiende eeuw uiteindelijk geregulariseerd.
Het snollen in die catalogussen online maakt een mens voyeuristisch: je speurt ongegeneerd naar sporen van voorbije levens, waarbij frutsels waarde krijgen omdat er een krabbel van een bekende dode op staat. Ze zijn er niet minder dood om.