ColumnJulie Cafmeyer
Seksisme is erg, maar dat dingen die je ziet en aanvoelt zogezegd in je hoofd zitten, is nog erger
Julie Cafmeyer is columnist.
Tijdens het tv-programma Zomergasten durfde Janine Abbring de vraag aan Ilja Leonard Pfeijffer te stellen die al jaren op mijn lippen brandt. Ze vroeg: “Ik heb het idee dat er bij jou twee categorieën vrouwen zijn: de vrouwen die je kunt neuken en de vrouwen die je kunt negeren?” “Dat kun je niet zo zeggen”, zei Pfeijffer. Ik vond het een onbevredigend antwoord.
In zijn roman La Superba, worden vrouwen opgevoerd als 'vrouwen die het snappen' of 'vrouwen die praten.’ Vrouwen die het snappen, spelen het spel mee. Ze zijn mysterieus en verdienen het om als godinnen begeerd te worden. Vrouwen die praten, maken kenbaar dat ze geneukt willen worden. Ze roepen weerzin op: “Ze is als een hongerig sleutelgat waardoor ze wil worden begluurd. Werd ze maar eens verkracht, in godsnaam.”
Vrouwen die te gedienstig zijn en er alles aan doen om te voldoen aan het beeld van de schrijver, worden ook veracht. Ze zijn zwak. Het zijn onderdanige schepsels. Alleen de vrouw die doet alsof ze onbereikbaar is, wordt vereerd.
Pfeijffer: “Ja, maar het is fictie.”
In zijn autobiografische Brieven uit Genua beschrijft hij de geschiedenis van zijn liefdesleven. Vrouwen als inwisselbare objecten om toch maar niet alleen te zijn. Hier zou je kunnen zeggen dat de schrijver zich kwetsbaar opstelt, de pijn beschrijft in de onmogelijke zoektocht naar intimiteit en verbinding. Maar er is meer aan de hand.
Beschrijvingen als: “Ze sliertte als een tochtige teef met haar schandalige tieten over de cafétafel.” De dikke, blonde, Amerikaanse vrouw wordt vervolgens toegesproken: “Suck my dick bitch” en “Fuck me, whore, fuck me and tell me that you like it.”
Waarom citeer ik dit? Omdat ik er niet tegen kan dat er wordt gedaan alsof er dingen niet staan, terwijl ze er wel degelijk staan. Seksisme is erg, maar dat dingen die je ziet en aanvoelt zogezegd in je hoofd zitten, is nog erger. Is het een spel? “Kijk eens wat ik durf. Als ik erop word aangesproken doe ik alsof het niet waar is, en dan nog noemen ze mij een genie!”
Pfeijffer zegt in Zomergasten dat hij een voorstander is van argumenteren. Om doelbewust op zoek te gaan naar tegenstemmen. Waarom blijft hij dan zo stil in het debat rondom seksisme? Ik wil een antwoord: waarom kan het vrouwelijke zo'n haat oproepen, zo'n afschuw, iets onbeheersbaar, zelfs onuitstaanbaar, iets dat onderdrukt moet worden?
Ik daag Pfeijffer uit om een essay te schrijven over zijn relatie tot vrouwen. Waarom zijn vrouwen die zich ongenaakbaar voordoen, die 'het spel' meespelen het interessantst? Wat is er zo bedreigend aan vrouwen die verlangen? Wat is er zo hatelijk aan vrouwen die zelf een bestemming kiezen? Kortom, wat is er zo erg aan vrouwen die leven?