OpinieIlia Krasilsjtsjik
Russen moeten de waarheid onder ogen zien: we zijn mislukt. Nu moeten we leven met de mislukking
Ilia Krasilsjtsjik is de voormalige uitgever van Meduza, een onafhankelijk nieuwsorgaan.
“Word wakker, Sonja, de oorlog is begonnen.” Dat was het eerste wat ik tegen mijn vriendin zei, in de ochtend van 24 februari, toen Russische raketten neervielen op Oekraïne. Woorden die ik nooit dacht te moeten uitspreken.
Niemand in Moskou geloofde dat een oorlog mogelijk was, ook al is nu pijnlijk duidelijk dat het Kremlin zich er al jaren op voorbereidde. Waren wij, de miljoenen Russen die ons openlijk of in het geheim verzetten tegen het regime van president Poetin, niet meer dan stille getuigen van wat er aan het gebeuren was? Erger nog: hebben we het stilzwijgend goedgekeurd?
Nee. In 2011, toen werd aangekondigd dat Poetin zou terugkeren naar het Kremlin als president, trokken tienduizenden mensen de straat op om te protesteren. In 2014, toen Rusland de Krim annexeerde en een oorlog begon in de Donbas, hadden we enorme antioorlogsbijeenkomsten. En in 2021 betoogden we opnieuw in het hele land toen de belangrijkste oppositiefiguur in Rusland, Aleksei Navalny, werd gearresteerd bij zijn terugkeer naar Moskou.
Ik wil geloven dat we alles deden wat in onze macht lag om Poetin te beteugelen. Maar dat klopt niet. Ook al hebben we geprotesteerd, georganiseerd, gelobbyd, informatie verspreid en een eerlijk leven uitgebouwd in de schaduw van een corrupt regime, toch moeten we de waarheid onder ogen zien: we zijn mislukt. We zijn er niet in geslaagd een catastrofe te verhinderen, en we zijn er niet in geslaagd het land in goede zin te veranderen. En nu moeten we leven met die mislukking.
De Russen die tegen de oorlog gekant waren, zijn er nu verschrikkelijk aan toe. Niet alleen konden we deze zinloze en illegale oorlog niet afstoppen - we kunnen er zelfs niet tegen protesteren. Een op 4 maart goedgekeurde wet maakt het uiten van anti-oorlogssentimenten strafbaar - je kunt tot vijftien jaar gevangenis krijgen. (Sinds het begin van de invasie zijn ongeveer 15.000 mensen opgepakt voor acties tegen de oorlog.) Geconfronteerd met een voor hen onaanvaardbare toekomst zijn duizenden Russen het land ontvlucht.
Zij die bleven zijn veel wat van wat hen nog restte aan vrijheid kwijtgeraakt. Nadat MasterCard en Visa hun activiteiten in Rusland hebben stopgezet, kunnen velen zelfs niet meer voor een VPN-dienst betalen om toegang te hebben tot onafhankelijke media.
Het lijkt alsof we bekeken worden als criminelen, niet alleen door onze eigen staat, maar ook door de rest van de wereld. Toch zijn we dat niet. We zijn deze oorlog niet begonnen, en we hebben niet gestemd op de mensen die de oorlog wel zijn begonnen. Wij hebben niet gewerkt voor de staat die nu Oekraïense steden bombardeert. Telkens opnieuw hebben we onze stem verheven tegen het regeringsbeleid, ook al werd het alsmaar gevaarlijker om dat te doen.
Dat was niet eenvoudig. In de voorbije tien jaar heeft een overvloed van repressieve wetgeving publiek protest neergeslagen, de vrije pers gedecimeerd, het internet gecensureerd en de vrije meningsuiting onderdrukt. Onafhankelijke media werden geblokkeerd, journalisten werden bestempeld als ‘buitenlandse agenten’, mensenrechtenorganisaties werden opgeheven. Duizenden mensen werden opgesloten en in elkaar geslagen. Prominente critici werden verbannen of vermoord. Navalny werd gevangengezet en kan nog vele jaren opgesloten zitten. We hebben betaald voor ons verzet.
Niettemin is het aan ons om het gesprek op gang te brengen over wat er gebeurd is. De invasie van Oekraïne markeert het definitieve einde van Ruslands naoorlogse tijd. In de 77 jaar na de Tweede Wereldoorlog werd Rusland onder meer beschouwd als het land dat de mensheid had gered van het grootste kwaad dat de wereld ooit gezien had. Rusland was het heldhaftige land dat het fascisme versloeg, ook al leidde die overwinning ertoe dat de helft van Europa 45 jaar lang het communisme opgedrongen kreeg.
Dat is niet meer het geval. Rusland is nu een land dat een nieuw kwaad op de wereld losliet, en anders dan het vorige kwaad beschikt het over kernwapens.
De verantwoordelijk voor dat kwaad ligt vooral bij Poetin en zijn entourage. Maar ook wij die ons verzetten tegen het regime dragen een verantwoordelijkheid. Hoe is dit kunnen gebeuren? Wat hebben we fout gedaan? Hoe kunnen we vermijden dat dit opnieuw gebeurt? Dat zijn de vragen waar we mee geconfronteerd worden, ongeacht waar we ons bevinden - in Moskou, Tbilisi, Jerevan, Riga, Istanbul, Tel Aviv of New York - en ongeacht wat we doen.
Verantwoordelijkheidszin, daar draait het om. Er zat veel goeds in het land waarin ik ben opgegroeid, het land dat drie weken geleden heeft opgehouden te bestaan. Maar het ontbrak ons aan verantwoordelijkheidszin. Rusland is een erg individualistische samenleving, waarin de mensen, om cultureel historicus Andrei Zorin te citeren, een ‘laat me met rust’-mentaliteit hebben. We houden ons graag afzijdig van anderen, van de staat, van de wereld. Het stelde velen van ons in staat een boeiend, hoopvol, energiek leven uit te bouwen, ondanks de arrestaties en de gevangenisstraffen. Maar daardoor raakten we op onszelf gericht en verloren we de belangen van anderen uit het oog.
We moeten onze individuele belangen nu aan de kant schuiven en onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de oorlog aanvaarden. Dat is, eerst en vooral, een morele noodzaak. Maar het kan ook een eerste stap zijn naar een nieuwe Russische natie - een land dat met de wereld kan praten in een andere taal dan oorlog en dreigementen, een land dat andere landen niet meer zullen vrezen. Dat Rusland creëren, daar moeten wij, de verschoppelingen en de vervolgden en de bannelingen, alles voor doen.
Mediazona, een onafhankelijke website die bericht over criminele zaken en het juridische systeem, heeft een afschrikwekkende slogan: “Het wordt erger”. In de voorbije tien jaar is dat een luguber accurate voorspelling gebleken. Terwijl Rusland Oekraïne bombardeert, is het moeilijk om je de dingen anders dan verschrikkelijk in te beelden. Toch moeten we dat doen.
© 2022 The New York Times Company