OpiniePascal Gielen
Repressief liberalisme: de nieuwe politieke cultuur?
Pascal Gielen is als gewoon hoogleraar cultuursociologie verbonden aan ARIA - Universiteit Antwerpen.
Maandag is het zover. Zal het Antwerpse schepencollege het doek over de cultuurprojectsubsidies laten vallen? Zal Vlaanderen er wakker van liggen? Voor de Antwerpse stadsdichters gebeurde het alvast probleemloos. Een traditie van net geen twintig jaar werd met een pennentrek naar de Vlaamse cultuurgeschiedenis verwezen. Ze doen te moeilijk, die dichters. Ze hebben kritiek en zijn ook te politiek. Dat kan het beleid steeds minder slikken.
De repliek van cultuurschepen Nabilla Ait Daoud (N-VA) op de aanhoudende protesten demonstreerde openlijk minachting tegenover de artistieke wereld. Gaat het gewoonweg om ongevoeligheid, een slecht gebriefde cultuurschepen of toch een weloverwogen politieke strategie? Kunstenaars afdoen als profiteurs die altijd moeilijk doen scoort nu eenmaal goed bij de N-VA-achterban. En zijn haar uitspraken niet symptomatisch voor een nieuwe politieke cultuur? Haar autoritaire stijl kennen we al een tijdje van enkele partijgenoten.
Het gaat echter verder dan stijl. Wanneer we het plaatje opentrekken naar Vlaanderen zien we dat niet alleen de kunsten, maar ook het sociaal-culturele werk en het middenveld met dezelfde toon onder vuur worden genomen. Het Vlaamse cultuurbeleid van de afgelopen jaren overschouwend, kunnen we alleen maar van een sluipende afbraakpolitiek getuigen. Dat begint al met de niet-indexering van cultuursubsidies, gevolgd door drastische besparingen in 2019. Daarna verschijnen de overdreven restrictieve maatregelen tijdens de coronapandemie en het eindigt voorlopig met de Antwerpse saga.
Bezuinigingsmantra
Ondertussen gebeuren er achter de schermen zaken die op een even verontrustende toekomst wijzen. Terwijl volgens de heersende bezuinigingslogica het ambtenarenbestand bij het departement Cultuur van de Vlaamse Gemeenschap werd afgebouwd, heropent met veel poeha het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Waarover gezwegen wordt, is dat zijn personeelsbestand tijdens de sluiting slonk van 110 naar 60 medewerkers. Na de opening zou dat bestand misschien weer opgetrokken kunnen worden tot maximum 85. Zo kan men geen kwaliteitsvol erfgoedbeleid garanderen.
Volgens dezelfde bezuinigingsmantra zal straks het Museum voor Hedendaagse Kunst in Antwerpen onder de vleugels van het KMSKA moeten opereren. Ook daarmee wordt jonge kunst geviseerd. Wat wild, onvoorspelbaar en experimenteel is, wordt in een logge museale structuur gestoken. Die wordt onder het mom van ‘goed bestuur’ en ‘evidence-based policy’ in een bureaucratische mallemolen van audits en andere verantwoordingsmechanismen geduwd. Kortom, de cultuursector wordt tegelijk uitgehold en strakker in het gareel gehouden.
Ondertussen vergelijken architecten de nieuwe KMSKA-inrichting met ‘goedkoop winkelinterieur’. Of dat helemaal waar is, kan ik moeilijk inschatten, maar voor mij staat het wel symbool voor een cultuurbeleid dat zijn kunst en erfgoed het liefst aan private spelers uitbesteedt. Studio 100 en Fernand Huts bijvoorbeeld.
De structurele afbouw van de sector en de directe politieke interventies via aloude politieke benoemingen en censuur duwen cultuur alsmaar meer in de maatschappelijke marge. Enkele academici en cultuurcritici herinnerden me onlangs al voorzichtig aan de jaren 1930. Zover zou ik niet gaan, maar ik begrijp de vergelijking wel. De economische crisis, de oorlog, de toenemende angst om publiek te spreken, de politieke intimidaties, de openlijke censuur – en dit alles terwijl Filip Dewinter (VB) met Omvolking vrolijk doorheen Vlaamse universiteiten paradeert: het doet wel wat denken aan de unheimliche sfeer van weleer.
Armtierige solidariteit
Ik houd mijn analyse voorlopig meer gematigd op ‘repressief liberalisme’. Zo’n beleid bouwt de welvaartsstaat stelselmatig af. Het stuurt steeds meer mensen en diensten richting vrije markt, maar voert tegelijk de controle en censuur systematisch op. Niet alleen de cultuursector maar de gehele civiele ruimte, incluis media zoals de VRT, bevinden zich daardoor in de benauwde situatie van de kikker die in een pot water op een zacht vuurtje wordt gezet.
Dat klinkt misschien luguber, maar met de schoorvoetende reacties van de cultuursector op de Antwerpse situatie en met hun armtierige solidariteit kan ik alleen maar op de metafoor van de nietsvermoedende kikker komen. Ik zie af en toe wel een enkeling bij de vrijdagse protestnamiddagen in Antwerpen opdagen, maar waar blijven de grote cultuurhuizen? Waar zijn de grote kunstenaars? Waar blijven de toonaangevende academici en cultuurcritici? Denken ze nog altijd hun vel te kunnen redden met wat gelobby en achterkamerpolitiek? Beseffen ze niet dat er veel meer op het spel staat dan ‘wat’ projectsubsidies?
Alleen een grootschalig collectief publiek debat en genereuze solidariteit kunnen de maatschappelijke positie van cultuur in ere herstellen. Wie weet ligt Vlaanderen er dan wel wakker van. Misschien valt zo de kikker nog te redden.