ColumnDe schaal van Mulders
Plots moest ik denken aan de gloeiende vinger van E.T.
Jean-Paul Mulders onderzoekt iedere week iets wat u bij de hersenkwabben kan grijpen. Instagram: @jpmulders.
Als kind was ik verzot op de strips van Yoko Tsuno, een Japanse schone die haar tijd ver vooruit was qua girlpower. Zij was elektrotechnisch ingenieur, had een graad in aikido en voelde zich thuis in zweefvliegtuigen en tijdmachines. Ook reisde zij geregeld naar een planeet die Vinea heette. De wezens daar zagen eruit als mensen, maar met een blauwe huidskleur. Mijn teleurstelling was groot toen ik erachter kwam dat Roger Leloup, de tekenaar, voor de naam van die planeet gewoon de letters van het merk ‘Nivea’ had dooreengehusseld. Als kind had een blauwe pot huidcrème van zijn moeder blijkbaar indruk op hem gemaakt.
Yoko Tsuno verdween op de achtergrond in mijn leven, maar de fascinatie voor verre werelden bleef sluimeren. In het appartementsgebouw waar ik later woonde, trok ik ’s nachts naar het dak met de oude telescoop van mijn vader. Ik zag er prachtige maansopgangen en loerde naar rode reuzen. Al vlug kon ik met het blote oog Mars en Jupiter onderscheiden. Het verwondert mij nog steeds hoeveel mensen verbaasd kijken als je op de terugweg van het café naar de lucht wijst en zegt: “Die heldere ‘ster’ daar, dat is de planeet Venus.”
Ik denk vaak aan het universum, als ik niet word afgeleid door gekibbel van de mensheid op planeet aarde. Een documentaire over de wonderen van het heelal vind ik even boeiend als een spannende avonturenfilm. Onlangs ging het over de ringen rond Saturnus, de parel van ons zonnestelsel. De ringen zijn gemiddeld slechts twintig meter dik, maar ze hebben verhevenheden zo groot als bergen of kleine steden. Met ademloze verwondering zag ik hoe die op de ringen een prachtig spel van schaduwen werpen.
Boeiender nog dan dat soort cinema, is de vraag of er ook leven wemelt in dat kosmische biljartspel. Toen hij nog leefde, hadden mijn vader en ik daarover lange gesprekken. Hij vertelde mij over ufo’s en ontmoetingen met buitenaardse wezens, die hot waren in die verre jaren zeventig. Je had de film Close Encounters of the Third Kind, maar er blijken wel vijf soorten encounters te bestaan. De eerste is als je een ufo waarneemt op minder dan 150 meter; de tweede als die ufo zichtbare sporen achterlaat op aarde. Bij de derde soort zie je wezens in het ruimteschip. Wanneer een persoon wordt ontvoerd en onderzocht aan boord, is er sprake van een vierde soort encounter. Bij de vijfde soort, ten slotte, kun je gewagen van directe communicatie tussen mensen en aliens.
Mijn vader is inmiddels allang dood, en geen van de vijf encounters viel mij ooit te beurt. Wel stond er onlangs in de krant dat er op de planeet Mars een stukje uit een rots werd geboord. Het monster heeft de grootte van een vinger, en wacht nu om voor onderzoek naar de aarde te worden gestuurd.
Dat deed mij denken aan de gloeiende vinger van E.T., de gerimpelde alien uit de gezelligste sciencefictionfilm ooit. “I’ll be right there”, zegt die als hij bij het afscheid naar het voorhoofd van Elliott wijst. E.T., las ik onlangs, is gebaseerd op een denkbeeldig vriendje. Regisseur Steven Spielberg bedacht het als kind om met de scheiding van zijn ouders om te kunnen.
Het is het soort weetje waar ik kippenvel van krijg.