OpinieOthman El Hammouchi
Orthodoxe gelovigen zijn geen potentiële terroristen
Othman El Hammouchi is auteur van Lastige waarheden en activist voor religieuze vrijheid.
Intussen is het een gevestigd genre geworden in Frankrijk: boeken over de banlieus en achterstandswijken waarin ‘schokkende onthullingen’ worden gedaan over hoe religieus radicalisme ze helemaal overgenomen zou hebben. De recentste in deze reeks is het nieuwe werk van Bernard Rougier, Les territoires conquis de l’islamisme, dat ook in ons land op de nodige aandacht kon rekenen. Immers, als het in Parijs regent, druppelt het in Brussel. Rougier doet echter weinig meer dan een discours recycleren dat inmiddels bon ton is geworden: het afschilderen van diepgelovige moslims als inherent problematisch of vijandig. En dat is een vorm van islamofobe stigmatisering die zeer gevaarlijk is.
Religie als moreel systeem
Het wonderbaarlijke interview dat Rougier gaf, leest als een 19de-eeuws oriëntalistisch verslag. Een combinatie van ‘wetenschappelijke’ taal en onheilspellend klinkende Arabische termen moet de lezer ervan overtuigen dat hij de natives helemaal heeft doorgrond, die natuurlijk niets dan een passief onderzoeksvoorwerp mogen zijn in dit gebeuren. Rougier geeft volgende beschrijving van wat hij een ‘islamistisch ecosysteem’ noemt, een beschrijving die hij onder andere op Molenbeek kleeft:
“Het gaat om het geheel waarin via een moskee, sportclubs, kebabzaken, islamitische boekhandels, scholen, markten, halal slagers en andere plaatsen een religieus discours wordt verspreid over wat halal – toegestaan – en haram – verboden – is. Het doel is de gedragingen op één lijn te krijgen en integratie in de ongelovige samenleving te voorkomen.”
Halal en haram zijn echter even oud als de islam en maken er wezenlijk deel van uit. Zo komen voor in de Koran en de vroegste werken van de vier rechtsscholen. Het is historische onzin om te beweren dat ze het recente product zouden zijn van een sinistere islamisten. Religies zijn niet louter abstracte wereldbeelden en spirituele tradities, het zijn ook morele systemen. Daar is op zich niets gevaarlijks of radicaals aan, en die verdachtmakingen aan het adres van religieuze moslims als zouden ze heimelijk jihadisten en terroristen zijn, vormen een hatelijk vergif voor de samenleving.
Daarom is die laatste zin zo zorgwekkend: hij impliceert op subtiele wijze dat een orthodoxe religieuze levenswijze in strijd zou zijn met integratie in de samenleving. Niet alleen wordt deze bewering weersproken door de realiteit in o.a. de Angelsaksische landen, ze is ook volkomen in strijd met het idee van godsdienstvrijheid. In de VS en Groot-Brittannië treft men in elk bedrijf of instelling wel een sikhtulband, een Joodse keppel of een hindoebeeldje aan, en dat doet geen afbreuk aan de Amerikaansheid of de Britsheid van hun eigenaars. Wat zou godsdienstvrijheid immers nog betekenen als het dat wel deed? Het recht om elke zondag stil en onzichtbaar naar de kerk te gaan?
Publieke ruimte
De denkwijze van Rougier is wijdverspreid onder zowel militante laïcisten in Frankrijk en België als extreemrechtse bewegingen, waarvan ze de objectieve bondgenoten zijn. Het ziet de publieke ruimte als een soort taart die verdeeld wordt onder verschillende bevolkingsgroepen. Als moslims een groter stuk hebben, betekent dat vanzelf dat de ‘seculiere samenleving’ heeft moeten inboeten. Het is een gevaarlijk gedachtegoed dat het samenleven framet als een voortdurende strijd om een sociale grondstof. Elke vorm van zichtbaarheid van minderheden wordt gezien als ‘agressief’, ‘opdringerig’ of ‘bedreigend’. Ik hoef niet uit te leggen waar deze denkbeelden in de vorige eeuw toe geleid hebben.
De publieke ruimte is helemaal niet het bezit van groepen, het is de sociale zuurstof van individuen. Iedereen hoort er vrij te zijn te doen wat hij of zij wil zolang er geen schade aan derden wordt toegebracht. Als mensen willen leven volgens allerhande schijnbaar excentrieke culinaire en vestimentaire regels, of het nu in Zurenborg of Molenbeek is, dan is dat hun zaak. Net zoals iedereen vrij is die regels complete onzin te vinden. Voltaire, die men er moeilijk van kan beschuldigen tegen secularisme te zijn, geeft hier een prachtige beschrijving van in zijn Dictionnaire Philosophique:
‘Ga eens binnen in de Royal Exchange in Londen, waar vertegenwoordigers uit alle landen samenkomen voor het voordeel van de mensheid. Daar onderhandelen de Jood, de Mohammedaan en de Christen met elkaar alsof ze hetzelfde geloof aanhangen, en noemen enkel wie failliet gaat een afvallige. Wanneer deze vrije en vreedzame bijeenkomsten ten einde komen, gaan sommigen naar de synagoge, anderen naar de kroeg. De een gaat zijn zoon dopen in een groot bad in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; de ander ontneemt z’n jongen een klein deel van zijn voorhuid en mompelt enkele Hebreeuwse woorden over het kind dat ze niet begrijpt; een derde groep haast zich naar hun kapellen om met hun hoeden op te wachten op de inspiratie van de Heer; en allen zijn ze tevreden.’
Dàt is ware verlichting.