OpinieStien Van Herzeele en Henri Heimans
Ook geïnterneerden hebben recht op recht, en dat is minstens even belangrijk als fonkelnieuwe centra om hen te laten verblijven
Stien Van Herzeele is criminologe en psychologe, met ruim vijf jaar werkervaring als psychologe in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC). Henri Heimans is magistraat op rust en laureaat prijs mensenrechten 2015.
Dat het aantal geïnterneerde personen in de gevangenissen opnieuw toeneemt, is zonder twijfel zorgwekkend. Het overbrengen van geïnterneerde personen naar geschikte inrichtingen, zoals de Forensische Psychiatrische Centra (FPC’s) en andere forensische klinieken, is een eerste stap om kwaliteitsvolle zorg voor deze doelgroep te realiseren. Het is echter van even groot belang om aandacht te hebben voor de organisatie van de zorg binnen deze centra. De praktijk leert dat ook daar veel ruimte is voor verbetering .
De eerste FPC’s werden een aantal jaren geleden opgericht om plaats te bieden aan geïnterneerde personen met een nood aan hoge beveiliging. Het gaat om mensen die voorheen doorgaans in de gevangenis verbleven, een allerminst geschikte omgeving voor deze patiënten met een (vaak complexe) psychiatrische problematiek. De jarenlange wachtlijst voor opname in de bestaande FPC’s blijft maar groeien, terwijl in de praktijk vastgesteld wordt dat patiënten met veel minder nood aan strenge beveiliging er ook worden opgenomen.
Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) kondigde in april aan dat hij nog meer middelen vrijmaakt, onder meer voor de bouw van drie nieuwe forensische psychiatrische centra. Laten we echter niet vergeten dat het onderbrengen van geïnterneerden in meer aangepaste voorzieningen slechts een eerste stap is. De veronderstelling dat het volstaat om enkele nieuwe centra op te richten is in het beste geval naïef, in het slechtste geval gemakzuchtig te noemen.
Het gebrek aan een volwaardig wettelijk kader rond de interne rechtspositie van geïnterneerde personen vormt alvast een immens probleem. We kunnen daarnaast ook ernstige vragen stellen bij de wettelijke bepalingen die er wél zijn. De interneringswet, die de externe rechtspositie van geïnterneerde personen regelt, voorziet namelijk de verplichting tot heel uitgebreide rapportage door de “verantwoordelijke voor de zorg” over hen aan justitie.
De rapportage aan justitie is op zich niet nieuw. De omvang van de rapportage én het leggen van deze verplichting bij zorgverleners, is echter uitzonderlijk. De experten die aan het woord kwamen in het Parlement waren dan ook behoorlijk kritisch ten aanzien van deze bepalingen. Zij wezen op het essentiële onderscheid tussen expertise en zorg, dat door deze wettelijke bepalingen in het gedrang komt. Het gaat er eenvoudigweg om dat de functie van expert, die uitgebreid rapporteert aan justitie, niet gecombineerd kan worden met de functie van zorgverlener, die werkt in een vertrouwelijke, therapeutische relatie, beschermd door het beroepsgeheim.
Het miskennen van het belang van dat onderscheid beschadigt de vertrouwensrelatie, wat therapeutisch werk onmogelijk maakt. Dit betekent in de praktijk dat patiënten geen ruimte meer hebben om vrij te spreken, zonder angst voor directe gevolgen op het vlak van hun vrijheidsberoving en/of verlenging van de maatregel. Dat is een ernstige schending van hun rechten als patiënt.
De gedachte dat dit leidt tot meer veiligheid, is een illusie. Het houdt namelijk het risico in dat patiënten niet meer open spreken, zodat er niet meer gewerkt kan worden rond hun interne belevingswereld. De interneringswet draagt er dus toe bij dat de minimale vereisten om therapeutisch te kunnen werken ontbreken in de forensische psychiatrische centra en sommige andere forensische klinieken.
We ontkennen daarmee niet dat er altijd een spanningsveld zal zijn in de forensische zorg, aangezien ook justitie over de nodige informatie dient te beschikken om uitspraken over (in dit geval) vrijheidsbeperking te doen. Het is wel de gewoonte om daar erg zorgvuldig mee om te springen, zodat therapeutisch werk mogelijk blijft. Dit door bijvoorbeeld duidelijk te bepalen én te begrenzen welke informatie aan justitie doorgegeven kan worden of door de functie van expert duidelijk te scheiden van de functie van zorgverlener.
Het lijkt tot slot de hoogste tijd om stil te staan bij het gebruik van dwang in de psychiatrische centra. Dwangmaatregelen kunnen noodzakelijk zijn om de veiligheid te garanderen, maar dienen beperkt te blijven tot uitzonderlijke gevallen.
Het is bijzonder pijnlijk dat er veroordelingen van het Europees Hof nodig waren om de jarenlange mensenrechtenschendingen van geïnterneerde personen in ons land aan te pakken. Het is onze plicht om verder te werken, om de pijnpunten die zich nog steeds voordoen, weg te werken.
Het zou mooi zijn om geïnterneerde personen te re-integreren in een maatschappij die zich ook engageert om hun rechten te waarborgen, als volwaardige burgers. Maar het zou nog mooier zijn om het aantal interneringen drastisch te kunnen beperken door op tijd mensen in psychiatrische/psychologische nood te helpen vooraleer ze in aanraking komen met justitie.