ColumnDimitri Verhulst
O, prachtige mensen op de Vlasmarkt, onze soa’s scheppen een band
Dimitri Verhulst (46) is schrijver. De pruimenpluk is zijn jongste boek.
Het schijnt dat de Gentse Feesten bezig zijn. De vakantie van je lever, wordt beweerd. En terwijl mijn eigenste lever wordt gemarineerd in rode wijn, kijk ik naar de wijngaard die mij later dit jaar zou moeten voorzien van enige volkomen persoonlijke flesjes. Boe, doet de limousinkoe van de boerende buur, en ik kan mij geen beter concert bedenken voor vandaag.
Ik had kunnen kiezen voor een voorspelbaar bestaan, slaafs aan de kalender, en nu zwalpen over de mij vertrouwde kasseien van Sint-Jacobs, kwaad op de nacht, op z’n eindigheid vooral, zoekend naar het laatste glas, de laatste lijn om te leggen in een wc waarin welig werd geneukt en gekotst. Waarna ik mij toch nog eens zou verplaatsen naar een bar die mij net iets beter geschikt lijkt voor een laatste glas. Er zouden nog meisjes zijn, ze worden mooier per glas. Als er dan toch moet worden geslapen dan misschien straks naast één zo’n exemplaar, om een kot in de middag wakker te worden in een vreemd huis dat ruikt naar kattenbak of, bijna even erg, geurstokjes van Riverdale. Ik zou hopen dat ze haar naam niet zegt, zodat ik hem niet kan vergeten.
Tongelongelong
En zo zou het inmiddels alweer tijd geworden zijn om de volgende feestnacht in te duikelen, aanvankelijk lichtjes tegen mijn zin, en niet zonder eerst een ontbijt van braadworst te hebben genuttigd. Mét ajuin, om de stank van mijn maagzweren mee te camoufleren. Te vroeg voor gin-tonic, te vroeg ook voor Irish coffee, hou ik het bij bier, en zou ik naar een band gaan luisteren. Van zuiver zuipen leeft geen estheet alleen. Iets met Jens De Waele op contrabas. En voor ik het weer goed en wel in het snotje heb, kan ik zomaar op de Vlasmarkt belanden, intentioneel voor slechts een uurtje. Maar dan wordt er onvoorziens gezoend met de ene, en onvoorziens gezoend met de andere, want zo gaat het, dat onvoorziene maakt deel uit van de voorspelbaarheid van zo’n leven, en dan komt wederom de zon op boven mijn bezopen kop. O, prachtige Vlasmarkt. O, prachtige mensen op die Vlasmarkt. Onze soa’s scheppen een band, daar kan je niet nevens. Onze monden ruiken naar verstorven wormen door de sigaretten, doch laten wij tongen. Tongelongelong. Vrolijk vergaat de wereld. Mijn zolen zouden plakken van de pis, en wat zou ik houden van dat geluid wanneer ik, smak, smak, smak, naar de tachtigendertigste toog van de elfentwintigste nacht stap.
Waarlijk alle kaarten had ik in handen om mij een voorspelbaar bestaan te schenken, en ik heb het verknald. Anderen bijten in de braadworst die mij was voorbestemd. Anderen graaien in de broek waarin ik mijn relatie moest verliezen. Het Lot is waardeloos. Ik schouw mijn courgettes en de wijngaard, en knijp zachtjes in de hand waar ik mij eertijds aan de afgrond aan heb vastgeklampt.