ColumnFrederik De Backer
Niets doet een jeugd herleven als de aanblik van vier bejaarden op plateauzolen
Frederik De Backer is columnist.
Net als iedereen die uit de punkrock- en hardcorescene komt hou ik van ABBA. Verdubbel het tempo van eender welk ABBA-nummer en zie me mijn Waterloo vinden in de moshpit, Fernando te laatsten male naar de drums vragend terwijl een regen van combatlaarzen en Vans Old Skools over me nederdaalt. Gimme, gimme, gimme isobetadine.
Twee weken geleden, al herbeleef ik ze nog iedere nacht, kregen we de overtreffende vertrappeling te verduren in de vorm van een zoveelste Eurovisiesongfestival, en dus werd de onvermijdelijke vraag gesteld, naast wie met het laatste restje pathos was gaan lopen, wanneer die dekselse ABBA-reünie er nu eindelijk komt. Volgend jaar is het immers vijftig jaar geleden dat de Zweden de jaarlijkse glitterbeurs in vuur en vlam zetten én wordt het onding nog maar eens in hun thuisland georganiseerd, omdat men er de kitsch klaarblijkelijk met de haring krijgt opgelepeld.
1974 was ook het jaar van ‘Schele Vanderlinde’, maar laten we díé Super Troupers vooral ongemoeid laten in hun Borgeri-Borgerhout-Borgerocco. Een Strangers-musical, dat Gert Verhulst daar nog niet aan heeft gedacht.
De jongste van het Zweedse viertal en blondste persoon ter wereld, Agnetha Fältskog, is 73, de rest schippert tussen 77 en 78. In sommige hoofden smoort het wapperen van broekspijpen de stem van de rede nog dusdanig dat het verlangen om het energiekste aller muziekgenres andermaal op te graven en er middels generatoren en bliksemstormen enige allerlaatste spasmen aan te ontlokken, met geen vloedgolven te blussen valt. Niets doet een jeugd herleven als de aanblik van vier bejaarden op plateauzolen.
“Ik wil niet,” zegt Benny Andersson, de knuffelbare van de twee opa’s in de band, “en als ik niet wil, dan de anderen ook niet. Dat geldt voor elk van ons. Als iemand neen zegt, is het neen.”
“We kunnen vijftig jaar ABBA ook vieren zonder op een podium te kruipen”, vult de andere grootvader, immer opgedirkt voor een gastrol als liefdesrivaal van Balthasar Boma, Björn Ulvaeus, aan. Zelfs de barstensvolle uier die hun album Voyage uit 2021 is, krijgt hen niet zover. Waarom riskeren Tommy Cooper achterna te gaan wanneer bleke techneuten letterlijk één miljard werkuren hebben gestoken in de virtuele show die nostalgici al een jaar het geld uit de zakken klopt, evenveel uren als euro’s die de vier al afsloegen voor een reünie toen ze nog maar aan hun eerste heup toe waren? Wie zijn die fans, en horen ze wel iets van het optreden boven het gewapper uit?
Aan mensen voor wie het verleden het heden is, is de toekomst verspild. Ze draaien cirkels waar ooit een dansvloer lag, maar vandaag nog slechts het stof van betere tijden.
Versteend geluk verkruimelt zodra het wordt uitgegraven.