Opinie
N-VA wil een hedendaagse versie maken van dat door haar en haar voorgangers vervloekte beleid van zeventig jaar geleden
Luc Huyse is socioloog en emeritus hoogleraar van de Katholieke Universiteit Leuven, en auteur van onder andere Onverwerkt verleden.
Het is 19 september 1945, België is bijna een jaar bevrijd. Ondertussen hebben militaire rechtbanken duizenden landgenoten die met de Duitse bezetter hebben meegewerkt, gestraft. Zij zijn van hun vrijheid beroofd en tal van rechten zijn hen ontnomen.
Van velen was hun collaboratie van louter politieke aard. Zij hadden langs die weg, zei de rechtbank, de integriteit van de staat in gevaar gebracht. Zelfs aanzetten tot politieke hulp aan de vijand was strafbaar. Zo zijn ouders veroordeeld omdat een minderjarig kind lid was geweest van een Duitsgezinde vereniging en zij dat niet hadden belet. Het overkwam de moeder van Hugo Claus.
Maar er was nog die grote groep van kleine vissen waarvoor de militaire rechters geen tijd hadden. Voor hen is de besluitwet van 19 september 1945 gemaakt.
Ballingen in eigen land
De wet past in de lijn die de regering een jaar vroeger had afgesproken: alle foute Belgen moesten uit voorzorg zoveel mogelijk uit de samenleving verwijderd worden. Ook de meelopers.
Voor die laatsten is een speciale procedure ontworpen. De omweg langs de rechtbank was niet nodig. De militaire aanklagers konden op eigen kracht bepalen wie schuld had en hen op 'de lijst van de auditeur' zetten.
Wie op de lijst kwam, verloor naast het actief en passief stemrecht zowat alle rechten die toegang gaven tot het openbare leven. Zij mochten, bijvoorbeeld, geen advocaten- of dokterspraktijk hebben, geen les geven, geen priesterambt uitoefenen, niet als journalist werken, geen beheerder of bestuurder zijn van om het even welke organisatie. Politieke collaboratie, want dat was meestal het geviseerde misdrijf, maakte van hen ballingen in eigen land.
Het doel was duidelijk: een preventieve bewapening van het gekwetste België tegen een mogelijke terugkeer van het nazistisch gedachtegoed. Noem het een Patriot Act avant la lettre.
Het was veel te hoog gegrepen. De besluitwet was een kreupel instrument. In de maanden die volgden waren meer dan dertig omzendbrieven nodig om de tekst van uitleg te voorzien. Maar de onzekerheid over wat nu precies politieke collaboratie was en wat niet bleek niet weg te werken. Er was ook een chronische onderschatting van wat de wet aan organisatorische problemen kon meebrengen. Arbitraire beslissingen waren legio. Rechtszekerheid was zoek.
Al in 1946 kwam de bezinning en is koortsachtig gezocht naar een herstel van de redelijkheid. Maar een aanzienlijk deel van de schade was niet meer te repareren. Vooral in Vlaanderen, waar de politieke collaboratie veel vaker was voorgekomen dan in het zuiden van het land, schoten verbittering en revanchisme wortel.
Gewapend wanbestuur
Tweemaal hebben de lokale overheden de middelen gekregen om volop mee te werken aan het beleid van uitstoting. Tweemaal is het misgelopen. Onmiddellijk na de bevrijding kregen de burgemeesters de opdracht om tot opsluiting van verdachten over te gaan. Al gauw bleek dat zij de druk van de verzetsgroepen en van de publieke opinie niet konden weerstaan.
Chaos volgde. Te veel mensen kwamen zonder reden in een interneringskamp terecht. Bewakers waren niet op hun taak voorbereid. Na een paar maanden zijn de burgemeesters van die taak ontslagen. Maar het duurde tot eind maart 1945 vooraleer het puin geruimd was.
De tweede interventie van lokale besturen had te maken met wat het 'bewijs van burgertrouw' is genoemd. In de drang om collaborateurs zo veel mogelijk naar de rand van de samenleving te dringen is een ambtelijk document bedacht dat nodig was voor, bijvoorbeeld, de inschrijving aan een rijksuniversiteit of in het handelsregister, de deelname aan overheidsexamens, de toelating om een wagen te besturen of een begrafenisonderneming te stichten. De toekenning of de weigering was de bevoegdheid van de burgemeester. Gewapend bestuur dus.
Eerst waren er helemaal geen richtlijnen. Iedereen improviseerde. In september 1945 kwam er een officiële lijst van criteria, maar door de rijkelijk vage omschrijving ervan ontstond een nauwelijks te stuiten kettingreactie van steeds weer nieuwe toepassingen van het betrokken document. Veel te veel mensen kregen het bewijs van burgertrouw niet en zijn gehandicapt de naoorlog ingestapt.
Een Patriot Act anno 2016
N-VA wil dat België in september een eigen versie van de Amerikaanse Patriot Act maakt. Uitingen van sympathie voor IS worden strafbaar. Lokale overheden zullen geradicaliseerden zonder tussenkomst van de rechter administratief kunnen aanhouden, gsm's kunnen uitlezen, verdachten kunnen schaduwen.
Natuurlijk is een perfecte herhaling van wat de naoorlogse repressie aan ontsporingen meebracht niet vanzelfsprekend. Maar er zijn gelijkenissen. In de terminologie: 'we zijn in staat van oorlog', 'de politiek moet zich wapenen'. In de focus op politieke uitingen van collaboratie met de vijand. In de haast waarmee een arsenaal van maatregelen geproduceerd wordt. In de vaagheid van wat schuld en van wat boete is.
Het is ook zo paradoxaal. Wat zeventig jaar geleden tienduizenden Vlamingen is aangedaan is in de Vlaamse Beweging altijd al de voeding geweest voor het gevecht met de Belgische staat. En nu wil een politieke partij een hedendaagse versie maken van dat door haar en haar voorgangers vervloekte beleid van toen.