ColumnHans Vandeweghe
Modderworstelen op rijtuigen van om en nabij de 10.000 euro, het gaat mijn petje te boven
Hans Vandeweghe is sportjournalist bij De Morgen.
Vergeef de erfzonde, vergeef de vraag, maar euh, is veldrijden niet meer circus dan sport? Er worden fysiek topprestaties geleverd, dat staat buiten kijf, en het zijn topatleten. De vraag is of de mensheid sport heeft uitgevonden met als finaliteit in Hullehem achter elkaar door een zompige weide haakse bochten te nemen, vervolgens door een nog zompiger stuk tot boven de enkels door de smurrie te moeten lopen, om daarna over een wasbord uit bordkarton of triplex of wat dan ook te moeten hobbelen.
O ja, en uiteraard de zandbak en de al even obligate plankjes niet te vergeten, plompweg gedumpt in een lastig maar niet al te drassig stuk gras. In de hoop dat een onverlaat zich waagt aan springen, blijft hangen aan het eerste plankje en tegen het tweede knalt. Dat alles gadegeslagen door enkele duizenden van wie de helft boven zijn theewater is.
Wellicht is dat niet de oorspronkelijke bedoeling van de homo ludens (spelende mens) maar ik kan mij vergissen en dan is dat maar zo. Cross is spektakel, zoals circus. Modderworstelen op rijtuigen van om en nabij de 10.000 euro, het gaat mijn petje van geattesteerd fietshersteller alvast te boven.
Bon, inmiddels zitten we in de laatste rechte lijn naar de kampioenschappen. Daarmee worden bedoeld: de nationale kampioenschappen en het wereldkampioenschap. De grote drie doen niet mee aan hun nationale kampioenschappen en nummer drie van de grote drie laat ook het wereldkampioenschap schieten.
Noem mij nog eens een topsport waar de besten geen aandacht hebben voor de seizoensklassementen, ook niet voor een nationale kampioenentrui en even makkelijk een WK laten schieten? In cross gelden andere prioriteiten dan het puur sportieve. Een wedstrijd of een kampioenschap is geslaagd als de vele viptenten vol zitten, de vaten niet op tijd kunnen worden aangerukt en de modderworstelaars waar hebben geleverd voor hun 10.000 of 15.000 of nog meer euro’s startgeld.
Maar nu over die kampioenschappen. Wie wordt Belgisch kampioen? Ik gok op Michael Vanthourenhout, de crosser die niet weet hoe goed hij wel met de fiets kan rijden. Nederlands kampioen? Lars van der Haar natuurlijk. Engels kampioen, nu Tom Pidcock er de brui aan geeft? Ik zou het niet weten.
Wie wordt wereldkampioen? Ik denk Mathieu van der Poel. Omdat het in eigen land is, in het eigen Hoogerheide is, omdat hij alles op alles zal zetten (en zijn concurrent net iets minder) om daar de beste crossbenen te hebben.
Maar ook al wordt Van der Poel wereldkampioen, het zal een pyrrusoverwinning zijn. Dit seizoen is aan zijn ribben blijven kleven. 2022-2023 is een gamechanger geweest in een strijd die al een tijdje bezig is en ook al langer dan een jaar aan het kantelen is. Wout van Aert is hem in vele opzichten voorbij. Fysiek en mentaal heeft het crossertje uit Lille, dat het in het verleden zo vaak moest afleggen tegen zijn Nederlandse nemesis, inmiddels de bovenhand gehaald, en nog geen klein beetje.
Van Aert is misschien nog geen betere coureur – in de betekenis van listig en gedurfd koersen om te winnen – dan Van der Poel, maar hij is een betere atleet en dus een betere en completere wielrenner. Van der Poel zal in een kleine groep of met twee vaker winnen dan niet. Bij Van Aert was dat lang andersom. Ook dat heeft hij omgedraaid en hij rijdt nu weg waar hij dat ongeveer wil.
Het is altijd wel grappig om naar dat commentaar te luisteren tijdens de beklijvende duels tussen die twee. Met welke banden zou Wout rijden en met welke banden Mathieu? Zou de nieuwe fiets van Wout er voor iets tussen zitten. Of misschien de groepset, SRAM in plaats van Shimano? Eigenlijk moet je maar één vraag stellen aan Van Aert: welke motor heb jij onder die motorkap van jou steken? En aan zijn trainer: hoe hebben jullie die gefinetuned?
Het verschil tussen Van Aert en Van der Poel (en de rest) is simpel: vermogen. In de Container Cup konden we al zien dat hij op die drie kilometer op de stationaire fiets een volle tien seconden sneller reed dan Van der Poel. Dat was in mei 2020, tien maanden na zijn carrièrebedreigende crash in de Tour.
Aan die motor is nadien verder gesleuteld, verbeterd, opgevoerd. Het verschil tussen Van Aert en Van der Poel zit hem ook in een ander vermogen, dat om te herstellen. Van Aert verteert moeiteloos dag na dag na dag de zware inspanningen in een grote ronde als de Tour. Van der Poel niet, ook niet in de Giro.
Van der Poel zal zichzelf moeten heruitvinden als hij Van Aert achterna wil en dan dringen zich vragen op waar de leek geen antwoord op heeft: kan en wil hij dat? Zit er nog rek op zijn motor? Zit er nog rek op het mentale?