ColumnHilde Van Mieghem
Mijn vader, de flamingant, leerde ons veel verder te kijken dan onze Vlaamse neus lang was
Hilde Van Mieghem neemt de tijd voor een gloedvolle kijk achter de schermen van haar leven.
Woke! Ik kan het woord niet meer horen. Men knuppelt er elk gesprek mee dood, elke uitwisseling van gedachten wordt onmogelijk gemaakt.
Men slaat met het woord in het rond als een koe met haar staart om de vliegen op haar rug te verjagen.
Paranoïde als men is, verengt men verwondering over schoonheid tot een kwaadaardig willen cancelen van wat tot onze cultuur behoort, elke invloed van andere culturen beschouwt men als een aanslag op ‘onze eigenheid’, wat die ook moge zijn.
In dit geval gaat het om vier oogverblindend mooie foto’s van Mous Lamrabat die opgehangen werden in de Arenbergschouwburg tussen portretten van de groten van Antwerpen en van de wereld, geschilderd in de periode 1860-1870 in opdracht van de Cercle Royal Artistique, Littéraire et Scientifique d’Anvers, onder patronaat van Leopold II.
Opmerkelijk: die artistieke kring had weinig of niets te maken met Vlaming zijn.
Door de foto’s van Lamrabat keek ik voor het eerst echt naar de oude portretten, ze leken tot dan niet meer dan stoffig behang, maar werden door de confrontatie met hedendaagse kunst, door de discrepantie tussen kleur en kleurloosheid, plots een stuk interessanter.
Met verbazing vernam ik dat de blanke man gecanceld wordt en onze geschiedenis in vraag gesteld door het vervangen van vier portretten. Al sinds 1930 staan er vijftien andere uit de reeks te verkommeren, nu in een depot in Kallo.
Ik word zo moe van die verstikkende benepenheid in Antwerpen, dat gebrek aan ruimdenkendheid en het Vlaamse navelstaren.
Met heimwee denk ik aan mijn vader, die opkwam en vocht voor de Vlaamse taal en zich aansloot bij de Vlaamsgezinde Volksunie, maar die het daarnaast nodig vond zijn kinderen op te voeden als wereldburgers.
Hij verwachtte van ons een vlekkeloos Nederlands en in de vakanties werden we wekenlang in Franse en later in Engelse gezinnen gedropt om ook die talen onder de knie te krijgen.
Wij reisden de hele wereld af. Mijn vader wou zijn kinderen doordrenken met alle culturen die aan de basis lagen van onze westerse cultuur en kennis.
In 1977 bijvoorbeeld begon de reis met een week Rome waarbij we van ’s morgens tot ’s avonds de geit moesten volgen – hij riep steeds: “Follow the guide/geit.” Daarna scheepten we in en voeren naar Alexandrië. Wij – vader, moeder en vijf kinderen – doorkruisten zes weken lang Egypte. Hoogst uitzonderlijk in die tijd!
Naast de bezoeken aan musea, tempels, koningsgraven en piramides werden we vaak bij mensen thuis uitgenodigd – hij verbroederde altijd met de plaatselijke bevolking – en o wee als we niet wilden drinken of eten wat ons voorgezet werd.
Hij, de flamingant, leerde ons veel verder te kijken dan onze Vlaamse neus lang was.
Grazie mille, pa!