ColumnJana Antonissen
Mijn moeder is dood. Vier misleidend simpele woorden
Jana Antonissen is journalist.
Twee vrouwen op een overzetboot, de jongste droeg een doorkijkjurk over haar bikini, de oudste een kreukvrije zomeroutfit, keurig tot over de knie. Allebei hadden ze kastanjebruin haar, de jongste droeg het in een nonchalant knotje, de oudste kortgeknipt. Allebei keken ze kaarsrecht en met samengeknepen lippen naar het voorbijglijdende landschap, alsof ze een beetje bang waren van al die rotspartijen.
De gelijkenis tussen moeder en dochter was zo achteloos en tegelijk zo treffend dat ze mijn keel samenkneep. Ik voelde mijn ooghoeken vochtig worden achter mijn zonnebril.
Ik heb mijn moeder nooit als medevolwassene gekend. Het gemis van alle gesprekken als gelijken, alle goede raad over grote en kleine levenskwesties die ze mij nooit heeft kunnen geven wordt in de rouwliteratuur secundair verlies genoemd.
Volgende week zal het twintig jaar geleden zijn dat ze gestorven is. Het was een belachelijk mooie zomerdag toen wij die fatale autorit maakten; staalblauwe hemel met zwoele temperaturen. Ik las eens dat, wanneer we plots met rampspoed geconfronteerd worden, we allemaal de neiging hebben ons te verbazen over de banaliteit van de omstandigheden waarin het ondenkbare zich voltrok.
Als je al jong een dierbare verliest, rouw je zoveel je op dat moment aankunt. De rest van het verdriet ga je later aan, als je daar fysiek en mentaal klaar voor bent. Actief rouwen vereist dat je de controle loslaat, en dat is best eng.
Maar hoe oud je ook bent als je iemand verliest; rouw verloopt nooit lineair, noch volgens de vaak geciteerde vijf stappen van ontkenning, woede, onderhandelen, depressie en aanvaarding. Deze fases werden oorspronkelijk geïntroduceerd om de omgang van terminaal zieken met hun eigen levenseinde te beschrijven, niet om het rouwproces mee te compartimenteren.
Rouw is cyclisch, en kan zich jarenlang gedeisd houden om dan in alle hevigheid weer toe te slaan. Dat is normaal.
In de middeleeuwen was op de werktafel van elke denker een menselijke schedel terug te vinden, ter herinnering aan de eigen vergankelijkheid. Memento mori, gedenk te sterven. Vandaag daarentegen geldt de vergetelheid als gebod, de ontkenning dicteert ons dagelijkse leven.
Dat taboe op de dood hebben we te danken aan onze faillietverklaring van het hiernamaals. Daarnaast blijft taal gewoon altijd ontoereikend.
Mijn moeder is dood; vier misleidend simpele woorden, maar met hun subtekst kan ik een boek vullen.
Onlangs vroeg ik mijn vader of mama al grijze haren had. Omdat ik het me niet kon herinneren, maar ook omdat ik me afvroeg op welke leeftijd ik die zelf kon verwachten.
“Natuurlijk niet”, zei hij, “daarvoor was ze toch nog te jong.”
Ze zal voor altijd zonder grijzen haren blijven.