Column
Luisterbereide dictaturen, dove democratieën! Zover zijn we dan
Mark Elchardus is emeritus professor sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en opiniemaker bij De Morgen. Zijn bijdrage verschijnt op zaterdag.
Vanaf nu leven we negen maanden in verkiezingskoorts. Wordt het een feest voor de democratie? Verschillende indicatoren monitoren wereldwijd de stand van die regeringsvorm. Ze meten niet allemaal precies hetzelfde, maar wijzen in dezelfde richting: over de laatste tien jaar daalde het aantal democratische landen en verschraalde de kwaliteit van de democratie in tal van andere.
Nieuw is dat niet. Democratie komt in golven en op elke golf volgt een omslag. Tussen de Eerste Wereldoorlog en het einde van de jaren 20 democratiseerden verschillende landen. Dat gebeurde ook weer na de Tweede Wereldoorlog. En wederom vanaf de jaren 70. Bij zijn aantreden als Amerikaans president in 1989 was vader George H.W. Bush roeszeker: “De dagen van de dictator zijn geteld. Het totalitaire tijdperk wordt afgesloten.” Instemmend viel de Berlijnse Muur en ontrafelde de Sovjet-Unie. De nieuwe Navo-strategie die volgde, streefde niet zozeer naar vrede als wel het omvatten van alle “marktdemocratieën”. Twintig jaar lang werd op onomkeerbare democratisering gerekend. Tot, zoals steeds, de omslag kwam.
Arabische Lente
Van de landen die tussen het einde van Wereldoorlog I en de jaren 20 democratiseerden, bleven er op het einde van de jaren 30 nog maar weinig over. De expansie na de Tweede Wereldoorlog stokt als in de jaren 60, begin jaren 70 de democratie in verschillende Latijns-Amerikaanse landen wordt gebroken. De hoop gewekt door de recente lange golf wordt gefnuikt door de Arabische Lente, die een barre winter bleek en die van de rijke en repressieve Golfstaten de nieuwe leiders van de Arabische wereld maakte. Verder zijn er de ontgoochelingen in Oekraïne, Georgië en Kirgistan, de opkomst van autoritarisme in Rusland, Turkije en Venezuela, de ontwikkelingen in Polen en Hongarije, het succesrijke autoritaire kapitalisme van Singapore, China en hun volgelingen.
Over de lange termijn, als een processie van Echternach, twee stappen vooruit, één achteruit, wint de democratie weliswaar veld. Bijna de helft van de wereldbevolking leeft nu onder een democratisch regime (toch als men niet al te kieskeurig oordeelt). Democratie blijkt daarenboven, ook over de lange termijn, beter voor de welvaart, de gezondheid en het geluk van de mensen. Maar kiezers leven niet in de lange termijn, wel met de frustraties van gisteren.
Achter de recente achteruitgang van de democratie schuilen in het Westen zorgwekkende trends. Al geruime tijd zien we bitter weinig geloof in politiek, weinig vertrouwen in politici, weinig belangstelling voor de publieke zaak. Zowel in Amerika als in Europa vinden steeds meer jonge mensen dat democratie een manke manier is om een land te besturen. Van de mensen geboren in 1950 acht 60 procent het belangrijk in een democratie te kunnen leven, van de mensen geboren in 1980 is dat in Europa nog iets meer dan 40 procent, in de VS nog amper 30 procent. Mensen die onder autoritaire regimes leven, hebben, meer dan de burgers in democratieën, het gevoel dat de overheid naar hen luistert. Luisterbereide dictaturen, dove democratieën! Zover zijn we dan.
Antidemocratisch liberalisme
In zijn boek, The People versus Democracy, gewaagt Yascha Mounk van een conflict tussen een illiberale democratie en een antidemocratisch liberalisme. Dat laatste is een gouvernement des juges, dat zich verwijdert van de wil van het volk. Het streeft naar beleid bepaald door een technocratische elite en lobbyisten, een activistische expansie van mensenrechten en een doorslaggevende rol van rechters. De illiberale democratie wil de soevereiniteit van het volk herstellen door de rol van rechters terug te dringen, de politiek weer slagkracht te geven, de rechten van minderheden in grotere mate afhankelijk te maken van de wil van de meerderheid. Democratie is in wezen een uiterst delicaat evenwicht tussen rechtsstaat en volkssoevereiniteit. Dat kan in twee richtingen worden verstoord. Wij stevenen af op ondemocratisch liberalisme.
In het debat over gesloten opvang voor de gezinnen van uitgeprocedeerde asielzoekers vraagt niemand nog dat partijen een duidelijk standpunt zouden innemen. Ngo’s stellen dat zij rechtszaken zullen aanspannen en eindeloos rekken. De politiek wordt niet of nauwelijks opgeroepen om wetsvoorstellen te doen, die het mogelijk maken de aanwezigheid van illegalen doeltreffend aan te pakken. In de plaats daarvan wordt berust in het bestaan van wetteloosheid en in politieke machteloosheid. Politici mogen zelfs niet suggereren dat iets kan worden gedaan. Dat heet dan meteen “gespierde” taal. Veiligheid en migratie “mogen” geen thema’s van de verkiezingen worden, alsof de kranten beslissen welke zorgen en wensen de kiezer zich mag permitteren.
Uit verzet tegen die democratie zonder kiezers verzuchten steeds meer mensen, vooral jonge mensen, naar een “sterke leider”. In Hongarije en Polen krijgt een autoritaire, illiberale democratie vorm. Is dat onvermijdelijk? Kan een redelijk evenwicht tussen rechtsstaat en volkssoevereiniteit niet worden hersteld? Door preciezere, aangepaste wet- en regelgeving die minder ruimte laat aan activistische rechters. Door politieke keuzes ook politiek en democratisch te maken. Door geen wetteloosheid te laten groeien. Door politieke handelingsbekwaamheid te herstellen. Door regelend op te treden en te handhaven. Kortom, door te doen wat politiek hoort te doen.