OpiniePeter Verbiest
Klimaat moet géén strijd van iedereen zijn
Peter Verbiest is klimaatactivist en managing partner van Bonka Circus, een communicatiebureau dat met communicatie voor projecten zoals Curieuzeneuzen en organisaties zoals Kringwinkel positieve maatschappelijke veranderingen helpt te versnellen.
Ja, het klimaat redden is een broodnodige missie en een zaak van iedereen. Maar neen, de strijd zelf moet vandaag niet op de schouders komen te liggen van (financieel) kwetsbare groepen. Zij hebben al genoeg katten te geselen. Het is nu aan de – doorgaans witte – middenklassers om een sterke basis te leggen en ons huidige klimaatvernietigende systeem te doen kantelen. Alleen dan kan uiteindelijk iedereen mee op de kar springen en halen we de klimaatdoelstellingen van Parijs. Dat is echte solidariteit.
In het mondaine Davos is deze week opnieuw het Wereld Economisch Forum (WEF) van start gegaan. De zogenaamde wereldelite verzamelt er om te debatteren over de grote sociale en economische problemen van de aarde. Ditmaal staat ook de klimaatopwarming op de agenda. Terecht. Maar ik mag hopen dat ik het bij het foute eind heb, als ik vrees dat eens te meer een van de conclusies van de top zal zijn dat iedereen maar eens zijn verantwoordelijkheid moet opnemen in de klimaatstrijd.
Toegegeven, onlangs betrapte ik mezelf er ook nog op tijdens een avondje onder vrienden. Maar hoe langer, hoe meer merk je toch wat voor een goedkope oneliner dat eigenlijk is: iedereen móét strijd voeren. Mensen die het niet te breed hebben of bijna dagelijks worstelen met racisme of discriminatie, moeten zij ook nog eens vooropgaan in de klimaatstrijd? “We hebben een andere strijd te strijden, we hebben daar al onze energie voor nodig. Doe jij deze strijd maar”, hoor ik ze zeggen. Vroeger zou ik breed argumenteren dat iedereen nodig is om het tij te keren, op tafel leggen hoeveel hun bijdrage het debat zou kunnen verrijken en de actie versterken. Maar ik kan nu alleen maar zeggen: ze hebben gelijk.
Einde van de wereld
Als ik zie wie er vandaag vooraan loopt op de klimaatmanifestaties, wie met presentaties en workshops Vlaanderen, of zelfs Davos, afdweilt om iedereen bewust te maken voor de klimaatstrijd, dan zijn het overwegend witte middenklassers, zoals ik, en mensen met een hoog inkomen. Financieel kwetsbare groepen, maar ook mensen met een migratieachtergrond, zijn eerder afwezig. Natuurlijk liggen ook zij wakker van ons klimaat. Wetenschappers Wim Van Lancker en Adeline Otto schreven onlangs in hun klimaatessay ‘Waarom gele hesjes niet met een bakfiets rijden’, dat financieel kwetsbare gezinnen zich wel degelijk ongerust maken over de klimaatcrisis. Maar het einde van de maand halen is voor hen nijpender dan het einde van de wereld. Daarnaast beseffen ze goed dat hun gemiddelde uitstoot veel kleiner is dan die van rijkere gezinnen met twee auto’s en verre vliegvakanties. En als klap op de vuurpijl voelen zij dat de subsidies voor klimaatinvesteringen vooral ondersteunend werken voor de hogere middenklasse. Immers, je moet eerst zelf de investering voor isolatie en warmtepompen doen vooraleer je ze kan terugvragen.
Moeten en kunnen zij dan wel in actie komen? Ze hebben er niet de energie, noch de mogelijkheid toe. Toch blijven de beter gegoeden weleens doordrammen. Van Lancker en Otto stellen hoe dan ook dat de inspanningen van de middenklasse alleen niet zullen volstaan om de Europese klimaatdoelstellingen te halen. Slechts 2 procent van de Belgische gezinnen heeft een uitstoot die daarvoor laag genoeg is. Uiteindelijk is dus wel iedereen nodig. Maar dat betekent nog niet dat het de actieve strijd van iedereen moet zijn.
‘Activism burnout’
Wie eerlijk is met zichzelf, moet vandaag vaststellen dat wie aan kwetsbare gezinnen vraagt om dure klimaatinvesteringen te doen, feitelijk het onmogelijke vraagt. Aan mensen met een migratieachtergrond vragen om voorop te lopen in de klimaatstrijd, terwijl ze dagelijks tegen racisme en discriminatie botsen, is dat evenzeer. Je kan natuurlijk argumenteren dat alle problemen met elkaar verbonden zijn, maar wie heeft daar eigenlijk de mentale bandbreedte en energie voor? ‘Activism burnout’ loert dan om de hoek. Zoals Rutger Bregman schrijft: als je alles met elkaar verbindt, is het risico groot dat je uitgeput en bovendien met lege handen achterblijft.
Conclusie: ik durf en wil het niet meer vragen aan vrienden om zich in te zetten voor het klimaat. Laat iedereen maar kiezen waar zij voor willen strijden. Laat ik het maar houden op mijn eigen inzet. Misschien is het aan ons, de – overwegend witte – middenklassers, om in deze strijd eens voorop te lopen. Niet alleen door in te grijpen in de manier waarop we zelf eten, wonen en ons verplaatsen om onze ecologische impact zo klein mogelijk te maken. Maar ook om onze energie en macht in de klimaatstrijd volop te gebruiken voor anderen.
Laten we met onze stem druk uitoefenen op overheden en bedrijven om aan iedereen, dus ook de sociaal zwakkeren in onze maatschappij, de kans te geven de transitie te maken. Om er mee voor te zorgen dat klimaatschadelijk gedrag rechtvaardig wordt belast, in lijn met de uitstoot. Om er mee voor te strijden dat de subsidies gaan naar wie ze het het meest nodig heeft. Echte solidariteit is opkomen voor diegenen die anders zijn dan jezelf. Als een kwart van onze maatschappij meestapt in onze actieve klimaatstrijd, zijn we met voldoende om ons systeem te kantelen volgens Jan Rotmans, hoogleraar Transitie en Duurzaamheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam. “People have the power”, zong Patti Smith al in 1988. Laat ons, middenklassers, in deze strijd maar de vonk zijn om de 25 procent te vormen waar Jan Rotmans over spreekt. Tijd voor ons om voorop te lopen.