Bijgedachte
Johan Cruijff: geen voetballer heeft het voetbal zo wezenlijk veranderd
Hans Vandeweghe is sportjournalist en -columnist bij De Morgen.
De jonge Johan Cruijff heeft zich ooit afgezet tegen de provo's en de krakersbeweging in zijn thuisstad Amsterdam, maar zelfs zij waren wild van hem. Johan Cruijff, nummer 14, wás Mei '68: de verbeelding was aan de macht zoals hij op noppen, zijn lange sluikharen wapperend in de wind, de verdedigers als standbeelden achterliet.
Hendrik Johannes Cruijff uit Betondorp was een Godenzoon, een kind van Ajax, opgegroeid in Amsterdam, de meest libertijnse stad van het westelijk halfrond. Geen toeval dat uitgerekend hij de architect werd van het grote Ajax, het fenomenale Oranje, later ook het grote Barcelona van de jaren zeventig. Hij was de eerste steenlegger van de Hollandse sportbranie en zelfs het Catalaanse zelfbewustzijn kan aan hem worden toegeschreven. Zonder hem had de wereld nooit gehoord over totaalvoetbal, was die nooit verliefd geworden op aanvallen en was er nooit nagedacht over 4-3-3 als hogere driehoeksmeting.
Misschien was er een betere voetballer vóór hem (Pélé) en ook na hem (Messi), maar geen heeft het voetbal zo wezenlijk veranderd. Ajax en Nederland onder regie van Cruijff en coach Rinus Michels toonden de wereld hoe er gevoetbald kon worden zonder libero, met opkomende vleugelbacks en centrale verdedigers, met positiewissels voorin en hijzelf zwervend tussen de lijnen.
De begenadigde voetballer stichtte mee de grootste kleine voetbal- en sportnatie Oranje en verleende Catalonië bestaansrecht. JC Superstar werd in 1973 verscheept naar Catalonië maar mocht van het Madrid van Franco het land niet binnen als hij geen meerwaarde betekende voor de regio. FC Barcelona liet hem dan maar inschrijven als landbouwwerktuig. Het werktuig ploegde niet, het danste over de vruchtbare akker van Camp Nou. Cruijff werd El Salvador, de verlosser die meteen in zijn eerste seizoen Barcelona kampioen maakte en Franco's Real verpletterde. Op die golven van voetbaleuforie richtte Jordi Pujol in november van 1974 zijn nationalistische Catalaanse partij op.
Zowel bij Ajax (geen titels) als Barcelona (in acht jaar vier titels en twee Europacups) was hij een gewaardeerd trainer die zijn voetbalfilosofie trouw bleef: voetbal op de helft van de tegenstander, uitgaan van balbezit, altijd 4-3-3. "Omdat je bij 4-4-2 oneven getallen krijgt en dan kun je niet voetballen."
Een minpunt dan maar? Jawel, meer dan één. Later werd hij af en toe een onbegrepen orakel met onzinnige quotes als hierboven en nooit heeft een betere voetballer minder prijzen gewonnen, vooral dan door de eigen koppigheid. Het weze hem alsnog vergeven.
Vanavond kijk ik - tegemoetkomend aan de behoefte om de ellende van Brussel en Zaventem achter mij te laten - naar de avondvullende programma's in de hoop mijn twee favoriete goals te zien: die ene op het WK van 1974 tegen Brazilië, waar hij in de gietende regen de bal vliegend uit de lucht haalt en scoort. En uiteraard hét kippenvelmoment. 6 december 1981, Haarlem-Ajax. De 34-jarige Cruijff is terug op het Amsterdamse nest na omzwervingen over de hele wereld. Krijgt in de 21ste minuut de bal net voor het strafschopgebied van Sören Lerby, loopt een paar man voorbij, ziet in een ooghoek dat de keeper twee meter voor zijn goal staat en lobt dan vanop twintig meter.
RIP JC.