ColumnAnn De Craemer
Je wilt niet op een scherm afscheid nemen. Je wilt de tranen op elkaars wang voelen en schokschouderen van het huilen
Elke dinsdag en donderdag schreef Ann De Craemer over de kleine en grote dingen des levens die haar beroeren. Dit is haar afscheidscolumn.
Maandagavond keek ik op Eén naar Komen te gaan, waarin leven en werk van begrafenisondernemers wordt gevolgd. Niets zo moeilijk in dit leven als afscheid nemen van een geliefde, maar in coronatijden wordt de mens wel erg op de proef gesteld. Tranen in de ogen kreeg ik toen ik zag hoe weinig mensen een afscheidsdienst konden bijwonen, maar hoe je die thuis wel kon volgen via livestream. Dat was mooi maar ook wrang: je wilt niet op een scherm afscheid nemen. Je wilt de tranen op elkaars wang voelen en schokschouderen van het huilen.
Ik ben nog jong, maar heb in mijn leven al een paar keer ervaren hoe zwaar een afscheid kan vallen. Er was mijn grootmoeder, die als een tweede moeder was en bij wie ik elke dag langsging. Toen ze in het ziekenhuis lag, niet meer bij bewustzijn, drukte ik een laatste kus op haar voorhoofd. Er is toen iets in mij gebroken dat nooit hersteld is.
Er was, veel te vroeg, het afscheid van Jay, die tien jaar lang mijn buurjongen was. Daarna werd hij iemand met wie ik regelmatig een pint dronk in mijn stamcafé en met wie ik uren over de koers kon praten. Dat deed ik ook vijf jaar geleden op de vooravond van de Ronde van Vlaanderen. Pronostiek, pintje, allez, nog ééntje, voor het slapengaan. Terwijl ik ’s anderendaags naar Vlaanderens Mooiste keek, kreeg ik telefoon van een kameraad. Jay had zich ’s ochtends van het leven beroofd. De Ronde is sindsdien onlosmakelijk met Jay verbonden.
Vandaag neem ik ook afscheid. Van deze krant, van deze plek, van deze column. Ik dank De Morgen voor de vele kansen die ik kreeg. Ik dank u, lezers, voor alle reacties de voorbije tien jaar, en vooral de afgelopen twee jaar, waarin ik u twee keer per week mocht ontmoeten. Ik mis u nu al.