ColumnJohn John & Missy
Je mankt een beetje. Een verdwaalde, voor een politiecombi bedoelde vuurpijl kwam op je scheenbeen terecht
Bart Eeckhout is journalist en oud-hoofdredacteur bij De Morgen en papa van John John (13) en Missy (9).
Je zegt: “Het is beter dat we aan de kant gaan staan.” De jongen met de zwarte capuchontrui die naast je staat, antwoordt grijnzend en in vlekkeloos Nederlands. “Ik denk dat dat de betere optie is.” Dan gooit hij een piraatbommetje naar zijn vrienden aan de andere kant van het plein.
Je loopt naar de rand van de stoep, waar je in de rug tenminste bescherming van de gevels voelt. Maar John John krijg je niet mee. Samen met zijn vrienden blijft hij staan op het plein dat om de paar seconden verlicht wordt door vuurwerk. Het is 1 januari, drie kwartier na middernacht, en dit is wat je zoon absoluut wou zien.
“Dit keer gaan we niet weg voor het helemaal gedaan is”, had John John uitentreuren herhaald. Illegaal vuurwerk op de pleintjes in de buurt hoort bij Nieuwjaar in de hoofdstad. De vorige jaren wandelden jullie gezellig met vrienden van plein naar plein, afhankelijk van waar het meeste licht en de luidste knallen vandaan kwamen. En als het te ruig werd, weer naar binnen. Dit jaar niet, had je zoon gezworen. “Ik blijf tot alles weer stil is.”
Daar staan jullie dan, terwijl bommetjes min of meer per ongeluk onder geparkeerde auto’s verdwijnen, gelukkig zonder erg. Een nieuwjaarsnacht verloopt als een zomeronweersavond. Eerst is er overal een prachtig spektakel. Buren slepen batterijen met vuurpijlen aan, kinderen zwaaien met sterrenschieters. Je kan je niet voorstellen dat dit op de voorspelde onlusten zal uitdraaien. Toch is dat wat er gebeurt. Als het gezinsvuurwerk is uitgewerkt en nog een laatste vierklapper op het volgende plein ontploft, nemen groepjes jongens, altijd weer jongens, de straat stilaan over, zoals donkere wolken de zon verdrijven.
Ook de jongens met capuchons en om het gezicht gebonden sjaals hebben vuurwerk bij. Maar het is anders. De pijlen worden niet meer de lucht in gemikt, maar zijwaarts. Naar vrienden, naar politiewagens, dat ook. Het lijkt wel alsof het straatgeweld in de VS of de Franse banlieues hier wordt geïmiteerd. Universeel ‘jeugdgangsterisme’, zeg maar, allicht verspreid via sociale media.
John John staat er als versteend naar te kijken. Verbaasd, gefascineerd en waarschijnlijk ook wel een beetje bang. Je kijkt naar je zoon. Wat zie je? Dit is een verhevigde vorm van hoe hij dagelijks deze grote stad beleeft. Een kleine vis in een zee met een duistere diepte die tegelijk afstoot en aantrekt.
“Tijd om te gaan”, brom je, als het verontrustende gerinkel van glazen flessen zich mengt met nog een paar knallende pétards. Je mankt een beetje. Een verdwaalde, voor een politiecombi bedoelde vuurpijl kwam op je scheenbeen terecht. “Doet het veel pijn?”, vraagt je zoon bezorgd, terwijl jullie naar huis stappen. In zijn stem klinkt ontzag voor een vader die mee met hem de gevarenzone wou trotseren.
Zo begon het jaar toch weer goed.