ColumnMarnix Peeters
Je kunt er als leraar quasi zeker van zijn dat Geile Beer de boel wat loopt op te naaien
Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, zijn vogels en zijn vrouw.
Mijn vrouw las op het internet een artikel uit een jongerenblad over een probleem met een non-binaire leerling. Deze tienerpersoon had aan de leerkrachten gevraagd om niet meer zijn officiële naam te gebruiken maar hem voortaan Ken te noemen. Sommigen vonden dat prima, andere, wat meer conservatieve leraren zegden dat ze de reglementen zouden volgen en iedereen benoemen zoals ze op de papieren stonden vermeld, anders kon iedereen zo wel afkomen.
Dat laatste gebeurde ook: een paar leerlingen vonden Ken maar een aanstellertje, en een van hen eiste om vanaf dan als Geile Beer te worden aangesproken. Dat alles leidde tot onoverzichtelijke conflicten.
Vroeger moest zo’n leerkracht de boel wat bijeen houden, opletten dat er niet gespiekt werd en zien dat ’s middags iedereen zijn boterhammen ophad, zei mijn vrouw. Je wist dat er her en der eens wat hormonen konden opspelen en dat er wel eens eentje aan zijn geaardheid kon lopen twijfelen, maar er waren buitengrenzen en regels waar je van kon zeggen: die gelden voor iedereen, punt. Een grijze rok is een grijze rok. Vandaag is het andere koek. Je kunt er als leraar quasi zeker van zijn dat Geile Beer de boel wat loopt op te naaien, maar welke argumenten ga je gebruiken als Geile Beer zegt: als die daar het mag, heb ik ook het recht te twijfelen?
Het zal allemaal wel goed zijn voor het groeiproces, zei ik. Conflicten zijn gezond en zinvol. Pas door in conflicten verzeild te raken kun je leren hoe je een probleem moet oplossen. Dan moet je wel goeie leraren hebben, die geen kant kiezen en die omkunnen met bonje. Je kunt vinden dat het vroeger allemaal overzichtelijker was, in alle keuzearmoede, maar je kunt ook opperen dat jongeren vandaag, doordat ze zovéél kruispunten op worden gestuurd, oneindig veel meer de kans krijgen om te beraadslagen en te disputeren. Misschien kom je dan wel meer beslagen op het ijs des levens.
Je kunt jezelf ook ziek dubben, zei mijn vrouw. Je kunt zolang blijven wankelen dat je er het noorden bij kwijtraakt. Ik zou niet in hun schoenen willen staan. En nu: opzouten.
Zij was de dag erop bij Radio 1 uitgenodigd, in De zomer van, wat veel van haar zelfvertrouwen en concentratie vergde, zij wilde goed voorbereid zijn. Om haar fit aan de start te brengen zette ik haar die avond een schotel voor met basmatirijst, geblancheerde zeekraal, kort gewokte groentjes en een sausje van citroensap en sesamolie, bekroond met een royaal stuk op het vel gebakken zalm. It did the trick. Wervelend diende zij Ayco Duyster van antwoord, grappend bracht zij de luisteraar in vervoering en talloze malen wierp zij mij bloemen toe, daarbij steels van dit grote podium gebruikmakend om het over Komt een priester bij Beëlzebub te hebben, mijn roman die over goed twee weken geurend naar de drukinkt het licht zal zien. De priester in de titel is een geile beer.