ColumnMarnix Peeters
Je hebt in één klap heel veel levens zien veranderen, zei mijn vrouw. Het jouwe incluis
Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, zijn vogels en zijn vrouw.
Met de auto op weg naar Peren-Breuer voor een onderdeel voor mijn graskantmaaier was ik getuige van een dramatisch verkeersongeluk. In de Sankt Vither Strasse in Elcherath, net over de Duitse grens, stak een jongen achter de schoolbus de straat over, en werd gegrepen door een personenwagen die uit de andere richting kwam.
Het kereltje, dat in de gracht was terechtgekomen, leek buiten bewustzijn. Zijn hele lichaam trilde ik herinnerde me iets over adrenaline. Ik herinnerde me ook dat je zo iemand vooral niet mag aanraken of verleggen, en dat je moet praten. Ik probeerde sussende woorden te vinden. Mijn stem was dik, ik moest mijn best doen om hoorbaar te zijn. De aanrijdende vrouw was helemaal over haar toeren en werd opgevangen door de chauffeur van de autobus.
Enkele minuten lang, tot andere automobilisten stopten, was ik alleen met de jongen. Het waren verbijsterende momenten. Ik stelde me voor dat hij stervende was, dat het gebeef elk moment kon ophouden en zijn adem zou stokken. Hij deed me denken aan een vogeltje dat tegen het raam was gevlogen. Ik praatte en praatte. Ik voelde me volstrekt hulpeloos, en toch kalm, op een onthutsende manier grenzend aan de ijzigheid.
Ik wilde er niet zijn, maar ik was er wel. Ik maakte me breed, om wat schaduw op hem te werpen. Een passerende verpleegster kwam ter hulp. Zij kende de jongen, zij kon hem met de voornaam aanspreken. Andreas. De ambulance kwam, gevolgd door de grootmoeder, de moeder, de Notarzt, de politie, en ten slotte de reddingshelikopter.
Toen een agent mij het verhoor afnam, was bij mij de kalmte helemaal weg. Ik kon nog amper een woord uitbrengen, en al zeker niet in verstaanbaar Duits. Ik vertelde dat de jongen onverhoeds de straat op was geschoten en dat de oude dame naar mijn gevoel niet te snel reed. Stommer wordt een ongeval niet. De wieken van de opstijgende helikopter trommelden in mijn oren.
Je moeder is aan het testen of je bloeddrukpillen wel werken, zei mijn vrouw toen ik thuiskwam. Als er iets ongewoons gebeurt, schrijven wij dat weleens glimlachend aan mijn dode moeder toe.
In stilte zaten wij te hopen dat alles goed zou komen met Andreas. Je hebt in één klap heel veel levens zien veranderen, zei mijn vrouw. Het jouwe incluis.
Het was het meest brute dat ik ooit met eigen ogen heb gezien, zei ik. Ofschoon onopzettelijk, de meest grove agressie. Iets wat je normaal alleen in films ziet, waar je een stuntman bij vermoedt. Ik schrok van de ijzigheid in mezelf, en ik vraag me af hoe de onvermijdelijke emoties zich straks zullen manifesteren. Wat loopt zo’n kind ook zonder te kijken de straat op – als je elf bent hoor je al beter te weten.
Misschien was Andreas gestraft op school, zei mijn vrouw. Misschien had hij thuis een nieuw hondje, dat dringend geknuffeld moest worden.