OpinieNoëmi Plateau
In elke kruimel zag ik gevaar, maar een eetstoornis? Overdreven. Dacht ik
Noëmi Plateau (25) is illustratrice en grafisch vormgever. Als vrijwilliger helpt ze andere Chinees geadopteerden in hun zoektocht naar hun roots. Deze bijdrage verscheen eerder op StampMedia.
Enkele jaren geleden kreeg ik te horen dat ik een eetstoornis had. Ik was op dieet en streng voor mezelf, maar was er rotsvast van overtuigd het eten – en vooral het níét eten – onder controle te hebben. Tot ik voelde dat iets anders het stuur had overgenomen.
In de tijd van mijn eetstoornis die drie jaar geleden begon, maakte ik ruzie om dat druppeltje extra olie in de pan. Ik woog iedere kruimel af en telde elke calorie. Voor elk kruimeltje te veel ging ik een rondje extra hardlopen; en als ik die kruimel liet liggen, kon ik beter de hele boterham laten voor wat die was.
Dit gedrag kwam door een eetgestoorde stem in mijn hoofd. Een stem die alles overschaduwde wat mij dierbaar is. Zo durfde ik niet meer afspreken met vrienden, uit angst dat er eten en drinken bij zou komen kijken. Ik had er ook geen tijd voor. Want waarom afspreken met je vrienden als je ook kan sporten? Als je dan toch niet afspreekt, kan je nog twee extra rondjes gaan lopen.
BMI-gewijs geen ondergewicht
Zou ik ooit nog kunnen eten zonder angst? Want dat is wat een eetstoornis doet. Het is een dwangmatig stemmetje dat je leven om eten laat draaien. Het laat je angstsysteem op hol slaan, zodat het bij elke kruimel gevaar ziet. Mijn hoofd schreeuwde en ik was in de war. Ik kon niet meer normaal, op gevoel, eten. Ik wist niet meer waar ik zin in had.
Gelukkig trok mijn omgeving op het juiste moment aan de alarmbel. Waar ik ze heel dankbaar voor ben. Toch hebben ze daar veel moeite voor moeten doen. Zelf was ik erg boos en verontwaardigd toen ze dat deden. Ik had geen probleem! Alles was onder controle! Ik kon alles alleen aan! Ik zag er toch fantastisch uit? Te dun? Nah, er moest zeker nog vier kilo af. Of misschien vijf. Of zes…
Hoe meer ik merkte dat het leven elke dag een strijd was geworden, hoe ongelukkiger ik werd. Ik wist goed genoeg dat er een probleem was, maar een eetstoornis? Dat was overdreven, dacht ik. BMI-gewijs heb ik nooit gekampt met ondergewicht. Toch was de lichamelijke aftakeling groot. En nog was het niet genoeg: het kon altijd nog dunner, nog minder, nog sneller.
Alle controle kwijt
Uiteindelijk ging ik toch naar een diëtiste, gespecialiseerd in eetstoornissen. Met een klein hartje en grote lach belde ik aan en vertelde dat ik wat moeite had met eten en de weg daarin een beetje was kwijtgeraakt. Niks heel erg, mijn hoofd was gewoon wat op hol geslagen. Ik wist trouwens ook alles over eten, maar tegelijk wist ik er niks meer over. Ik kon mijn foute kennis niet toetsen aan de werkelijkheid. Ik was de controle helemaal kwijt.
Terwijl ik het zo graag wou: terug naar vroeger, naar een tijd waarin mijn hoofd vrij was om te doen wat ik wou. Terug naar normaal omgaan met eten, normaal omgaan met de mensen die mij dierbaar zijn. De diëtiste gaf mij een basis-eetlijst mee, omdat zij wél goede kennis omtrent eten bezat. Ik nam dat lijstje aan en zei dat ik na twee sessies bij haar het wel ging kunnen. Ondertussen zijn we bijna drie jaar verder.
In de moeilijkste periodes zag ik haar om de week. Want hoe graag een deel van mij ook wou herstellen, die keiharde eetstoornisstem bleef tegenduwen. Die stem in mijn hoofd vond alles te veel en wou allesbehalve herstellen. Want herstellen stond gelijk aan dik worden. Die constante tweestrijd tussen wel eten en niet eten, was er bij elke stap die ik ondernam. In mijn hoofd zou ik het nooit kunnen en op de meest donkere momenten, wenste ik dat het gedaan was.
Muizenstapjes richting herstel
Na een paar maanden raadde mijn diëtiste mij aan om ook eens een vrijblijvend gesprek bij een psychologe uit dezelfde praktijk aan te vragen. Ik leerde dat mijn eetstoornis mij als persoon veranderde. Ik herkende mezelf niet meer. Enerzijds was er het obsessief bezig zijn met eten en sporten, waar ik zelf niet meer uitgeraakte. Tegelijk zondert een eetstoornis je ook af, want eten is ook een sociale activiteit. Ik werd stiller, prikkelbaarder, kon niet meer genieten van dingen. Ik was altijd moe en had het altijd koud, waardoor ik geen energie meer had voor de dingen die ik graag deed.
Ik wist ook niet meer hoe ik er fysiek uitzag. Het leek alsof ik opgesloten zat in mijn eigen eetgestoorde wereldje, waarin niet eten en sporten het enige in het leven leek. Nog nooit voelde ik me zo alleen en ongelukkig. Nog nooit stond ik zo ver van de persoon die ik was en ben. Want als je 24/7 met een eetstoornis in je hoofd leeft, heb je soms vaker het gevoel dat je een eetstoornis bent, dan dat je er één hebt.
Hulp zoeken en toegeven dat ik het niet alleen kon, was moeilijk voor een meisje dat dacht dat ze alles wel alleen aankon. Maar ik zou nooit gestaan hebben waar ik nu ben, mocht ik die stap niet gezet hebben. Ik praatte ook met mensen die zelf een eetstoornis hadden of hebben. Ze gaven me een gevoel van herkenning en erkenning. Wat me een bijzonder gevoel van verbondenheid gaf. Het gevoel ergens niet alleen in te zijn. Met het aanvaarden van professionele hulp en steun van vrienden en familie, begon mijn échte weg naar herstel.
In het begin ging het met muizenstapjes; ik bedoel luizenstapjes. Ondertussen werden die kleine stappen, grote stappen en ben ik na drie jaar volledig hersteld. Iets wat ik twee jaar geleden niet kon geloven. Ik wou het zo vaak opgeven, haatte die eetstoornis met heel mijn hart, terwijl het soms het enige leek wat ik nog had. Maar ik sta op een punt dat ik niet meer met spijt naar mijn eetstoornis kijk. Vandaag zie ik de functie die achter dat mechanisme zat. Hoe moeilijk en zwaar het ook geweest is, ik heb er veel uit geleerd.
Soort escapisme
Want een eetstoornis komt niet zomaar tot stand. Het is een coping mechanism om om te gaan met moeilijke dingen in het leven. Het was een soort van ‘escapisme’, waarin ik zo ver mogelijk van mezelf en mijn gevoelens wou wegrennen. Waar ter wereld je ook naartoe zou rennen, je kan niet weglopen van jezelf. Je neemt jezelf altijd mee.
Mijn eetstoornis was mijn onbewuste manier om om te gaan met moeilijke gevoelens en thema’s: adoptie, trauma, verlaten worden, verdriet, angst, je ergens niet thuis of welkom voelen, eenzaamheid … Nu ik hersteld ben, zijn het nog steeds geen makkelijke thema’s, maar door ervan weg te lopen, geef je ze geen bestaansrecht. En iets dat niet mag bestaan, gaat aan je beginnen knagen en toch zijn weg naar boven vinden. Geef zowel de positieve en negatieve dingen in je leven bestaansrecht. Geef jezelf bestaansrecht en wees je eigen beste vriend.