ColumnMarnix Peeters
In dat hele hondentumult kwam het frêle oude besje nog even aan mijn vingers snuffelen
Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, zijn vogels en zijn vrouw.
Wij waren nog eens naar Leykaul gereden, dat is een gehucht van Bütgenbach, helemaal in het noorden van de Oostkantons. Mijn vrouw wilde er bij Hunde in Not Ostbelgien een deel van de opbrengst van haar boek over Boef gaan afgeven.
Hunde in Not vangt honden op en herplaatst ze, maar is geen doorsneeasiel. De dieren zitten er niet in kooien, maar wonen bij Jeanne en Pascal in de living. Bij ons bezoek waren er veertien honden aanwezig. Men kan zich voorstellen wat onze binnenkomst daar, in het gezelschap van Boef, teweegbracht. Minutenlang was het een tumult vanjewelste. Boef moest door de voltallige kennel gekeurd worden – met de ene klikte het meteen al wat beter dan met de andere. Stel je voor dat je een café vol vreemden wordt binnengeduwd en je in een paar minuten met iedereen moet hebben kennisgemaakt. Zo moet dat voelen.
Bijna allemaal zijn het ontspoorde dieren. Er is een grote bruine hond bij die vier jaar lang in een pikdonker hok werd gehouden en die haast geen contact had met andere dieren, of mensen. Bonita is een straathond uit het Oostblok die de bovenkant van haar snuit mist – door mishandeling. Zij heeft een centenbak om u tegen te zeggen. Grappig dat ze Bonita heet, het is een zeer lelijk ding.
Ondanks hun vettige verledens en hun beschadigde karakters veroorzaken ze weinig problemen in de open afdeling in Leykaul. Echt vredig kun je de sfeer er niet noemen, maar Pascal Keilig heeft al die dieren perfect onder controle. Hij voelt de spanningen aan, schat de humeurtjes in, herkent de geluiden en de gedragingen en houdt als een orkestmeester de boel onder controle. Dit niet, dat wel, poten van de tafel, de kleine met rust laten, even afkoelen buiten, en (tegen ons) als jullie nu gaan zitten en de armen kruisen, is het gedaan met het gemiep. Met een stem zo zacht zet hij al die straatschoffies, verschoppelingen en bandietjes naar z’n hand.
Ik zou meer zoals Pascal willen zijn, zei ik toen wij weer buiten waren. Je moet een mens van een hogere orde zijn om zo te kunnen communiceren met ontalige wezens met totaal andere motieven en betrachtingen. En er je geduld niet bij te verliezen. Ik word soms boos als Boef wat te lang blaft.
Jij kunt dan weer beter met mensen opschieten, zei mijn vrouw. Dat is ook belangrijk.
Wij hadden geluk dat we bij ons bezoek Praline nog even konden begroeten. Zes jaar geleden kon het kleine, wat schele hondje geopereerd worden dankzij het geld dat ik won in een quiz op Eén. Het overleefde zo kanker. Nu was het dotje op het eind van haar dagen — longen, hart, lever, het was allemaal op. Over enkele dagen zou Pascal haar naar de dierenarts brengen voor een spuitje.
In dat hele hondentumult kwam het frêle oude besje nog even aan mijn vingers snuffelen.