Foto
Ik stel me voor hoe Michel voor de deur moet hebben gestaan: “Als er geen zitkubus is, ga ik stampij maken”
Frank Heinen (1985) schrijft voor o.a. de Volkskrant en De Morgen. Zeer binnenkort verschijnt zijn roman De zaak Tom.
Alle goede hotelkamers lijken op elkaar. Een bed, een badkamer, een kledingkast met één hanger en een leren zitkubus die onmiddellijk in gebruik wordt genomen als stalling voor vuile kleren. Zou er weleens iemand op plaatsnemen? Om wat te doen? Een liefdesbrief schrijven op het hotelbriefpapier?
Een goede hotelkamer is een presentje dat je voor jezelf koopt, voor jezelf laat inpakken en dan op de ochtend van je verjaardag door je zoontje in je handen gedrukt krijgt: je weet wat er komt, maar toch ben je blij verrast.
En natuurlijk: niet elke hotelkamer is een cadeau. Soms beland je in een cel, of een smeerboel. Vaak weet je in de receptie al hoe laat het is. De elektrische deuren haperen, op het prikbord in de hal tref je een enthousiaste recensie uit een krant die eind jaren 90 is opgeheven en het haarstukje van de suffende receptionist lijkt nét te veel op het tapijt in de hal.
In Parijs vind je nog veel van zulke hotels.
Je zoekt ze nooit, maar je vindt ze wel.
(De laatste keer dat ik, min of meer tegen mijn zin, in Parijs verbleef, afgelopen zomer, hield de lift er halverwege mee op. Nadat hij ons na enkele minuten alsnog met hoorbare tegenzin naar onze buiten het brandnoodplan vallende verdieping had getild, bleek de blauwe vloerbedekking in de kamer vol te liggen met een witte, zuur ruikende vloeistof die nog nat was. “No worries”, zei de nachtportier. “Just acid.”
Terwijl ik boven een potje ging huilen, sleepte de vriendin twee gratis troostontbijtjes uit het vuur. Trots trakteerde ik haar die avond op een Heel Duur glas wijn, toen nog niet wetend dat het hotel überhaupt geen ontbijt serveerde.)
Ik kijk nu al een tijdje naar de foto van Charles Michel, die in zijn hotelkamer in Davos wordt geïnterviewd door de VRT. Er vallen mij steeds nieuwe dingen op. Die koffer, schijnbaar onaangeroerd. Ik ken niemand die zijn koffer dicht laat wanneer hij een hotelkamer binnenkomt. Zou de premier zijn koffer voor het bezoek hebben gesloten? “Moment! Ik sta onder de douche!” En dan razendsnel alle vuile sokken bij elkaar grissen. Kan.
Of links, dat stukje rood. Verdraaid, daar is-ie: de zitkubus! Rood leer, gok ik. Ik stel me voor hoe Michel voor de deur moet hebben gestaan: “Als er geen zitkubus is, ga ik stampij maken.”
In bepaalde kranten wordt de Davos-top een ‘elitefeestje’ genoemd. De werkelijkheid bestaat uit vieze sokken en een rode lederen zitkubus.