Column
Ik kijk alleen naar ‘De slimste mens’, want mijn vrouw heeft wel wat beters te doen
Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, zijn vogels en zijn vrouw.
Ik kan het niet laten om elke week een paar keer naar De slimste mens te kijken. Ik heb zelf ooit meegedaan, en ik herinner me die acht afleveringen als een voortreffelijke hel. Ik kan me niet herinneren ooit zenuwachtiger te zijn geweest (zelfs niet toen ik mijn eerste elpeebespreking voor Humo op een floppy disc bij Guy Mortier in de brievenbus ging steken). Maar de verlossing was telkens zoet, en werkte verslavend, en het mooie van zo’n tocht door de Vallei van de Schaduw van de Dood is dat je nadien nooit nog bang bent voor iets. Bang zijn voor iets is een vorm van zelfoverschatting.
Die eerste plaat was van A Tribe Called Quest, en ik moet er toen toch ook een paar weken de slaap voor gelaten hebben.
Wat ik ook leerde bij De slimste mens, is dat je bij het bestrijden van je angst heel eenvoudige maar efficiënte denkoefeningen kunt maken. Mijn grootste vrees was afgaan, en bij dat afgaan beeld je je niet je vrienden en familie in – die vinden alles goed wat je doet – maar een panel van je ergste vijanden, die zich, de kinnen druppend van het bloed, zitten te verkneukelen in je ondergang. Als je erin slaagt om dát beeld uit te zetten, wat niet moeilijk is want je gunt je vijanden toch niet zo’n feest, wordt je angst hanteerbaarder.
Als je bij het aanvatten van iets moeilijks altijd alleen maar denkt aan wie je liefheeft, gaat alles veel gemakkelijker.
Maar zodra je dus zelf van die buitengewone DSMTW-suspens hebt geproefd, wil je er elk seizoen opnieuw naar kijken. Ik kijk alleen, op de tablet, want mijn vrouw heeft wel wat beters te doen. De volgende ochtend vertel ik dan in twee zinnen wat er gebeurd is. Dat ik Herman Brusselmans mis in de jury, want dat niemand anders zijn sublieme sarcasme heeft. Ik heb het over de toegenegen spot van Wim Helsen. Dat Ella Leyers het voordeel van de duidelijkheid heeft – als zij een andere vrouw ontwaart zal zij het nooit nalaten om die bij aanvang van de debatten één keer met een opmerking over figuur, haartooi of kledij uit de hengsels te tillen.
Dat die Tunesische homo van de nieuwsdienst zó hard homo wilde zijn dat hij zélf de meest vergezochte innuendo’s aan de juryleden signaleerde – hij begon wild te knipogen als de naam Grootaers viel, groot-aers, weet je wel, begrijp je ’m niet?
En hoe ze vorige week van Ben Crabbé toch weer het lachgansje probeerden te maken, zei ik – dat woord bestaat niet, maar in een poging om mijn taal te ontengelsen probeer ik telkens als er zich een Angelsaksische term aandient, die onmiddellijk door iets in het Nederlands te vervangen. ‘Laughing stock’ wordt dan ‘lachgansje’.
Als je Ella Leyers ziet, zei mijn vrouw, in de krant kijkend, zie je meteen wie Boudewijn Van Spilbeeck voor ogen had toen hij vrouw wilde worden.
Verhip, zei ik verrast.