ColumnJeroen Maris
Iedereen wordt geboren met een werkingsbudget
Jeroen Maris is columnist.
Ik kijk naar het water waarin de barvrouw de vuile bierglazen schoonspoelt. Het is routineus en doortastend werk, geen baby die een badje krijgt.
“Iedereen wordt geboren met een werkingsbudget”, zegt ze. Op een van de glazen kleeft nog een randje lipstick, maar ook dat wordt niet voor de toekomst bewaard. “Zo’n werkingsbudget mag je een leven lang beheren. Het is zaak om dat slim te doen.”
“Zou kunnen”, zeg ik. “Maar de eerste vier jaren van mijn leven werden bepaald door kwistigheid.” Het is de waarheid: als baby had ik een gat in m’n hand. Daar glipte alles door, en zo verspilde het werkingsbudget zichzelf.
“Wel, dan zijn op z’n minst die jaren vol en glanzend geweest”, zegt de barvrouw.
“Ik kan het niet helpen,” werp ik tegen, “denk ik eraan terug, dan schiet me toch weer eerst het braaksel voor de geest, de slordige klodders op de mat in de eerste kleuterklas. De schaamte, en het onmiddellijke, wrede besef dat er nooit iets mooiers dan dat uit me zou komen.”
“Jij was vast de populairste kleuter op de speelplaats”, zegt ze, mijn veto tegen vrolijkheid beu. Ik ken die kittige ruwheid van haar, het schijnbare genoegen waarmee ze iemand rosé roostert. Maar het is niet de eerste keer dat ik tijdens het roosteren ook spijt in haar stem hoor, het soort spijt dat mensen voelen wanneer ze de deur uitgaan in een regenjasje dat niet echt lekker zit.
“Drink nog wat”, stelt ze voor, en nu speelt er toch een glimlachje om haar lippen. Ze is eerder week dan wreed, besef ik, en dankbaar aanvaard ik het aanbod. Ze zeggen dat je, op zoek naar verloren gelegd optimisme, je moet afvragen waar je in je kindertijd gelukkig van werd. Maar hier hebben ze geen Vitabis, en dus wordt het toch maar bier, in een schoon glas.