ColumnSchaal van Mulders
Het vraagt nederigheid om de wereld te verbeteren met een waslapje
Jean-Paul Mulders onderzoekt alles wat u bij de hersenkwabben kan grijpen. instagram: @jpmulders
‘Misschien was ik beter notaris of bedrijfsjurist geworden’, zegt Daan Stuyven in een interview met deze krant. Het is een bedenking die ik mij ook weleens maak, als mijn nek pijn doet en de spilindex alweer overschreden is. Je blijft tenslotte een straatartiest die hoopt dat de mensen stuivers in zijn pet blijven werpen. Dat zit in de familie. Mijn vader schilderde stillevens om den brode en nicht Sofie groeide uit tot veganistische reporter. Neef Joe, woonachtig in Australië, schrijft op zijn vijfennegentigste nog verhalen over vliegtuigen en oorlog.
Zelf heb ik een gortdroog rechtendiploma waarop inmiddels schimmel is gegroeid. Het zat niet in mijn DNA om referendaris te worden bij de Raad van State. Voor gerechtsdeurwaarder voelde ik mij te teerhartig.
Ik schaam mij het te bekennen, maar rond mijn twintigste wou ik van de wereld een betere plek maken met de pen, die machtiger dan het zwaard schijnt te zijn. Als ik nu om mij heen kijk, is dat niet helemaal gelukt. We zitten op de snelweg naar de hel, zegt de secretaris-generaal van de VN met een verwijzing naar het nummer waar we als tieners op headbangden. In werkelijkheid is ‘Highway to Hell’ van AC/DC niet zo dramatisch. ‘Het beschrijft de vermoeienis van het toeren’, verduidelijkt gitarist Angus Young. ‘Het gaat over de zon die de hellemond lijkt als je in een bus op de eindeloze weg van Melbourne naar Sydney rijdt, dwars door de Nullarborvlakte. Ik kreeg het idee op het toilet.’
Voor muziek heb ik weinig talent, maar ik droom weleens van nieuwe uitdagingen en schitterende vergezichten. In China schijnen bedrijven vacatures te hebben voor ‘willekeurige westerling’, een takenpakket waarin ik mij perfect herken. Voorts voel ik mij aangetrokken door levensvervullingen als croupier, vleugeladjudant of rondtrekkend astroloog. Soms overweeg ik zelfs om in de politiek te gaan. De kans is echter groter dat ik mij nuttig kan maken als zijinstromer of in de zorg. ‘Vandaag een terminale vrouw gedoucht’, lees ik ergens, ‘die ruim vier maanden niet meer gedoucht had, ondanks dat ze ook even in het ziekenhuis heeft gelegen. Ze heeft genoten, maar o, wat zijn we met onze zorg afgegleden’.
Het vraagt nederigheid om de wereld te verbeteren met een waslapje. De kans is klein dat je ermee in de top tien komt van ’s werelds meest ongelooflijke straatartiesten. Daarin staan een menselijke zweefmolen en een wandelaar die zich kan transformeren in een knalgeel voertuig dat echt rondrijdt. Maar ik verlang juist geen onetrickpony te zijn.
‘Het is even op de tanden bijten’, zegt de loopbaanbegeleider, ‘mensen zoals jij weer in het gareel krijgen.’
Het voert mij terug naar de fermette van mijn nonkel Marcel. Daar hing voor de gezelligheid een paardenhoofdstel aan de muur.