ColumnMarnix Peeters
Het spijt me, zei ik, het eten op de tafel schikkend, het is luiewijvenmayonaise
Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, zijn vogels en zijn vrouw.
In De Standaard van vorige zaterdag schreef Tom Naegels dat mijn bedenkingen bij de wokebeweging geen steek hielden. Er staat helemaal niemand met een geweer achter u om u te dwingen om iets te denken, was de stelling. Er worden gewoon her en der wat ideeën opgeworpen om van de wereld een betere plek te maken – het was veel stijlvoller omschreven, maar dat was de kern.
Op de voorpagina van diezelfde krant werd een artikel aangekondigd onder de titel: ‘Een luxueuze erfzonde: wat te doen met oma’s bontjas en opa’s olifantentand?’
Je beweert dus dat er geen druk wordt uitgeoefend, en in één en dezelfde moeite ga je de mensen weer maar eens een complex extra aanlullen, zei ik. Mocht mijn opa een slagtand in zijn bezit gehad hebben, die stond hier op een ereplaats in de woonkamer. Oude slagtanden zijn prima. Niets mis met een mooie oude slagtand. Elke bijkomende bedenking over opa’s slagtand is ongepast en opdringerig. Ga weg.
Mijn vrouw heeft een bontmantel van haar grootmoeder. Hij hangt in de kleerkast. Het is een onpraktische jas. Als het in de Oostkantons echt begint te vriezen, biedt hij amper bescherming – veel minder dan onze hoogtechnologische Sprayways. Bovendien wordt Boef er gek van, hij is van oorsprong een konijnenjager.
Maar kom mij dus niet lastigvallen met je geklets over luxueuze erfzondes, zei ik. Ik laat mij geen zondes meer aanpraten. Dat is iets uit de vorige eeuw – schijnbaar kunnen sommige mensen echt niet zonder.
In de loop van de middag werd de stelling van de schrijver, als zou woke een louter informatieve of hooguit suggestieve beweging zijn, nog eens twee keer ontkracht.
Eerst kwam een vrolijke jonge timmerman een oude deurstijl vervangen. Zoals werkmannen dat altijd doen, installeerde hij eerst zijn werfblaster. Hij vroeg of er bezwaren waren tegen bepaalde soorten muziek.
Ik hoor zowat alles graag, antwoordde ik verbaasd.
Hij vertelde dat hij een week eerder door een klant was gevraagd om de muziek uit te zetten, omdat er op zijn stick nummers van Michael Jackson stonden. ‘Dat mag niet meer’, had de man gezegd.
Drie uur later kwamen mijn schoonouders op bezoek. Ik had een Ardens gebraad met oude geuze voorzien, geroosterde worteltjes en gebakken aardappeltjes. Omdat ik door de timmerwerken wat in tijdnood zat, had ik de mayonaise voor erbij op minder ambachtelijke wijze dan gewoonlijk gemaakt: in plaats van de eierdooiers te scheiden en de olie met geutjes toe te dienen, was ik het oliemengsel en een vol ei met de mixer te lijf gegaan — dat scheelt al snel een minuut of tien. Hij is minder lekker, maar nog altijd beter dan die uit pot of tube.
Het spijt me, zei ik, het eten op de tafel schikkend, het is luiewijvenmayonaise.
Mag je dat nog wel zeggen, zei mijn schoonmoeder verschrikt.
Absoluut, zei ik. Maar dat mensen over hun schouder kijken omdat ze de hele tijd achternagezeten worden door de Sonderkommandos van de Nieuwe Moraal, de rondbrengers van de Zure Melk, dat kun je, zelfs in het kille comfort van je ivoren toren en tenzij je het heel slecht voorhebt, niet ontkennen.