OpinieSofie Royer
Het signaal na de zaak-De Pauw: mensen met aanzien zijn niet ongenaakbaar, integendeel
Sofie Royer is onderzoeker aan de KU Leuven, gespecialiseerd in strafrecht en een van de makers van de podcast #Tussenderegels.
Van ‘Voor de vrouwen is dit geen grote overwinning‘, over ‘De lat lag hoog’, tot ‘De veroordeling betekent de dood van het flirten in België’ : een greep uit de reacties op de uitkomst van de zaak waarin Bart De Pauw terechtstond. Nu hoger beroep niet meer mogelijk is, kunnen we de uitspraak in perspectief plaatsen.
In het spectrum van acties om ongewenst gedrag aan te pakken, is een strafsanctie een van de meest verregaande. Het strafrechtapparaat kan zwaar ingrijpen in iemands leven met onder meer gevangenisstraffen. Het wordt daarom het laatste redmiddel genoemd. De lat om iemand te veroordelen moet dus hoog liggen. Waar ligt die dan precies bij belaging?
De wet stelt twee voorwaarden. Het gedrag van de dader moet (1) de rust van het slachtoffer ernstig verstoren, terwijl (2) de dader dit wist of had moeten weten. Er is geen checklist van gedrag dat altijd belaging uitmaakt en het is evenmin een zwart-witkwestie in tegenstelling tot pakweg doodslag, waarbij oorzaak en gevolg duidelijker kunnen worden vastgesteld. Uiteenlopende situaties kunnen dus belaging opleveren, van het overstelpen met postpakketten tot het verspreiden van deepfake-pornobeelden.
In de zaak-De Pauw gaat de rechtbank die voorwaarden minutieus na. Vooreerst stelt ze categoriek dat het louter versturen van flirterige of seksueel getinte berichten door een werkgever aan een werknemer of stagiair op zich niet volstaat om van belaging te kunnen spreken. Ook op de werkvloer mag er dus worden geflirt, zonder dat het strafrecht om de hoek komt loeren. Er is meer nodig om vast te stellen dat de rust van een slachtoffer ernstig werd verstoord.
Wat kan dat ‘meer’ dan zijn volgens de rechter? Onder andere: een gebrek aan werkervaring en de jonge leeftijd van een stagiair, het leeftijdsverschil tussen belager en belaagde en de cruciale rol en het aanzien van de belager in een professionele context. Al die elementen komen in aanmerking bij de beoordeling van de eerste voorwaarde. Als er geen rechtstreekse professionele band is, leidt het versturen van flirterige berichten minder snel tot belaging.
Gedrag is nooit strafbaar op zich. De dader moet met een opzet handelen. De tweede voorwaarde houdt dan ook in dat de belager ‘wist of had moeten weten’ dat zijn gedrag de rust van het slachtoffer ernstig zou verstoren. Het is dus niet vereist dat de dader een kwade bedoeling had, maar wel dat die op de hoogte was of had moeten zijn. De rechtbank vindt bijvoorbeeld dat die voorwaarde is vervuld als de belager weet heeft van een moeilijke persoonlijke situatie van het slachtoffer.
De reactie van het slachtoffer kan een invloed hebben op beide elementen én in beide richtingen. Als een beweerd slachtoffer vriendelijk antwoordt en bijvoorbeeld veel positieve emoticons zoals knipogen gebruikt, kan dit er volgens de rechtbank op wijzen dat zijn/haar rust niet ernstig is verstoord. Als iemand, zelfs op een beleefde en correcte manier, aangeeft dat hij/zij geen berichten meer wenst te ontvangen, moet de belager beseffen dat die te ver gaat als die er toch mee doorgaat.
Belangrijk nog: ook al stopt een belager zelf met het sturen van berichten en biedt die excuses aan, neemt dit niet weg dat het misdrijf heeft plaatsgevonden.
Overwinning?
Is de uitspraak nu (g)een overwinning voor personen die te maken krijgen met grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer? Een strafzaak is geen voetbalmatch, al had deze zaak er qua media-aandacht soms wat van weg. Voor de rechtbank verschijnen gekwetste mensen, van wie het privéleven tot op het bot en publiekelijk uit de doeken wordt gedaan. Hier zijn geen winnaars.
Wel een paar conclusies na de uitspraak. Mensen met aanzien zijn niet ongenaakbaar. Integendeel. Het aanzien dat De Pauw genoot, droeg bij tot zijn veroordeling. De rechtbank benadrukt dat de baas moet beseffen dat werknemers beleefd blijven in hun afwijzingen vanwege hun ondergeschikte positie. Mensen in machtsposities moeten met andere woorden de nodige omzichtigheid aan de dag leggen.
Wat dan met de vrijspraken? Een rechter moet nagaan of het misdrijf voor elk slachtoffer apart is bewezen. Als slechts tegenstrijdige verklaringen het dossier staven, dringt vrijspraak zich op. Dat wil niet altijd zeggen dat de feiten niet hebben plaatsgevonden, maar dat ze in elk geval niet (meer) kunnen worden bewezen.
De uitspraak is een signaal dat grensoverschrijdend gedrag in een professionele context strafbaar kan zijn én zal worden bestraft. Mensen die op de werkvloer te maken krijgen met grensoverschrijdend gedrag, kunnen zich dus gesterkt voelen. Toch houden ze best relevant bewijsmateriaal achter de hand: dat zal uiteindelijk het verschil maken bij een veroordeling.