ColumnVincent Stuer
Het politieke debat kan je niet herleiden tot schaduwboksen tussen woordvoerders en journalisten
Vincent Stuer is schrijver en werkt in het Europees Parlement. Hij schrijft in eigen naam. Stuer is de auteur van Hoogmoed – Van Verdinaso tot verzet.
Wat een plezier is het altijd om Alain Remue van de Cel Vermiste Personen aan het woord te horen.
Er is veel geschreven over waarom sommigen een hekel hebben aan experts. Remue toont aan waarom de meesten onder ons experts zo hoog in het vaandel dragen. Er is iets bijzonder verfrissends aan de geloofwaardigheid van hun kennis en de waardigheid waarmee ze de grenzen daarvan aangeven. Ook nu weer, naar aanleiding van de mislukte zoektocht naar Jürgen Conings, waar Remue de onzekerheid van zo’n operatie onderstreepte: “verschillende hypotheses”, “er gaat soms tijd over”, en “uiteindelijk heb je altijd een portie geluk nodig”.
Dat staat haaks op de wetten die in de Wetstraat gelden, waarin de verwarrende werkelijkheid ontweken wordt, tenzij men in het offensief kan gaan.
Ook deze week weer.
Eerst was er de woordvoerder van Bart De Wever, die de PFOS-zaak vakkundig dacht af te wimpelen omdat het “niet aan hem is om te reageren: hij is niet de burgemeester van Zwijndrecht, noch de voormalige minister van Leefmilieu”. De bedoeling van een spelletje zwarte pieten is natuurlijk dat het niet zwart op wit in de krant komt.
De dag erna was de woordvoerder van de Europese Commissie aan de beurt, die in een eerste reactie op de Hongaarse anti-homowet – de zoveelste flagrante overtreding van de Europese regels en waarden – gewoontegetrouw de kool en de geit probeerde te sparen: “We bekijken de zaak in meer detail. In het algemeen is het belangrijk dat lidstaten bij het beschermen van kinderen tegen ongewenste boodschappen het juiste evenwicht vinden tussen fundamentele rechten zoals vrijheid van meningsuiting en non-discriminatie.” De nietszeggendheid is veelzeggend. Zo’n line to take in de perszaal is zorgvuldig uitgewerkt door wie het dossier beheert, afgewogen door de hiërarchie, afgevinkt door de hoofdwoordvoerder en het kabinet. Hoe warrig ook, het was op een of andere manier de échte mening van de Commissie: we zien wel.
In beide gevallen bleek de strategie niet bestand tegen het eerste contact met de echte wereld. De dag zelf nog mochten de politici vol vuur de zaak naar zich toe trekken, alsof ze daar nooit een seconde aan hadden getwijfeld.
Het is tekenend voor de zogeheten professionalisering van de politieke communicatie: woordvoerders zijn een buffer tussen de politiek en de pers geworden, in plaats van een doorgeefluik. Ze zijn steeds actiever in het uitsturen van signalen die mooi in hun papieren plannen passen, maar maken het hun baas steeds moeilijker signalen van buitenaf te capteren.
Zwijgen is goud
Politici worden in dat keurslijf gedwongen, zo heb ik zelf mogen leren.
Het was begin 2004 en ik was sinds enkele weken woordvoerder van Vld-partijvoorzitter Karel De Gucht, toen de geagiteerde liberale basis een congres afdwong over het migrantenstemrecht. Twee dagen voordien had De Gucht het aangedurfd de leden op hun verantwoordelijkheid te wijzen: ze hadden het lot van de regering in handen.
Een evidentie – dat was namelijk de hele bedoeling van dat congres – en toch stond de hele Wetstraat op z’n kop. Een krant wijdde een artikel aan de reden voor de onwezenlijke realiteitszin van de partijvoorzitter: die werd “niet professioneel omringd. Hij verzorgt zijn pr helemaal zelf. Zijn jonge en pas aangestelde woordvoerder, Vincent Stuer, speelt vooral een rol als back-up.” Mijn taak – arme jongeman die ik was – scheen er dus in te bestaan Karel De Gucht ervan te weerhouden het licht van de zon te erkennen, zolang de camera’s draaiden. Ik ben nog meer dan 10 jaar voor hem blijven werken, maar ik ben er nooit erg goed in geworden.
De authenticiteit die een Alain Remue zo beluisterenswaardig maakt, is politici niet gegund. Ze moeten on message blijven, eenduidig en doordacht. Luidop nadenken, beide kanten van de zaak zien, de grens van hun eigen kunnen erkennen of twijfelen over de juiste aanpak is hen niet gegund.
Dat carcan is alleen maar strakker geworden. De pretentie van woordvoerders om communicatie te sturen, wordt alsmaar groter. Sociale media bieden de illusie constant aanwezig te zijn en toch onbevraagd en onbewogen te blijven.
Nu is het minister Zuhal Demir (N-VA) die in de klappen deelde, omdat ze de oprechtheid had in de zaak-PFOS te worstelen met ‘vragen uit het parlement waarop ze zelf geen antwoord op had’.
In twee stappen hebben we het politieke debat herleid tot een partijtje schaduwboksen: eerst werd de controlefunctie van het parlement uitbesteed aan de pers, daarna werd het politieke spreken gefilterd door woordvoerders en spindoctors. Maar politiek is een contactsport: de karakterkoppen waarop we graag stemmen, hebben minstens zoveel klappen gekregen als uitgedeeld.
Zuhal Demir komt er wel. Zolang ze zich maar niet professioneel laat omringen.