ColumnSaskia de Coster
Het genre van de polemiek ligt op zijn gat, omdat het niet meer van of voor deze tijd is
Saskia de Coster is auteur. Dit academiejaar is ze writer in residence aan de KU leuven.
Mogen wij dan niks meer zeggen? Jammerden mijn ouders vroegen vaak. Het feit dat ze die jammerklacht uitentreuren op me afstuurden, bewees voor mij dat ze het wel degelijk mochten, klagen. Sterker nog: ze vroegen het niet eens, ze deden het gewoon met die vraag. Het is de aloude weeklacht van oudere generaties of uit conservatieve hoek, niks meer te mogen zeggen. Het gevoel monddood gemaakt te worden. Meestal zeggen de grootste monden dat.
Het flitste me ook voortdurend door het hoofd bij het bekijken van de tweedelige, aanbevelenswaardige Canvas-documentaire Johan Anthierens: niemands meester, niemands knecht. Anthierens doet meer dan twintig jaar na zijn dood nog heel wat inkt vloeien. Dat is op zich het beste eerbetoon aan een man die toch vooral uit taal opgetrokken was. Het viel me op hoe in de docu mensen vol weemoed terugblikken en verzuchten “zo iemand bestaat vandaag niet meer”.
Iemand die zo polemisch, met vlijmscherpe pen de werkelijkheid te lijf gaat, bedoelen ze daarmee. Ik vraag me af of dat erg is. Grappig was het wel hoor, hoe zo’n Johan Anthierens op eloquente wijze tekeer kon gaan in zijn bijdrages en niet-al-te-journalistieke stukken. Je proeft er een enorme drang in om te tonen wat hij allemaal durft. Hij baarde opzien omdat er nog een publiek was dat meeging in zijn spel. Wie hier in België vandaag nog fulmineert tegen vorst en vaderland en de katholieke kerk, zoals Anthierens dat non-stop deed, die kan rekenen op wat gegeeuw.
Het genre van de polemiek ligt op zijn gat, omdat het in de eerste plaats een literair steekspel is én omdat het gewoon niet meer van of voor deze tijd is. Het is een bij uitstek mannelijk genre, waarbij haantjes tegen elkaar op snoeven. De lafheid, vrees ik, van die zogenaamd vlijmscherpe stukken is wel vaker dat het zogezegd over inhoud gaat maar vaak gewoon ontaardt in ad hominem een rondje mensen (niet zelden vrouwen) de grond in boren, dat het niet om tegengestelde ideeën gaat maar dat de schrijver het wapen van de taal vooral op een eigen frustratie richt. Toen het vaatje van de volksaard, kerk en vorst leeggetapt was, restten Anthierens nog zijn eigen vrienden om even voor het leven te gaan beledigen, zoals Hugo Claus. Anthierens schreef denigrerend over diens aanstaande vrouw. Dat is niet meer goed gekomen.
Niet dat wij nu zulke heilige bonen zijn, god of wie dan ook zij dank. Het gescheld bestaat, maar is afgevoerd naar Twitter en alternatieve kanalen.
Mijn punt is: het is er de tijd niet voor. Als columnisten en opiniemakers in de coronacrisis beginnen met spielerei en persoonlijke aanvallen, is het hek helemaal van de dam. Genuanceerd en kritisch nadenken op papier is nu eerder de uitdaging, bijvoorbeeld in de nakende burgeroorlog tussen de babyboomers en de jongeren. De foto’s van de bomvolle parken in studentensteden versus de beelden van bejaarden op overstromende perrons. Hoe los je dit op? Met een stevige, literaire scheldpartij? Not.
Mogen wij dan niks meer zeggen? Spreek. Op een manier waarop anderen willen luisteren misschien.