StandpuntBart Eeckhout
Het ‘coronavonnis’ van de Brusselse rechter is de grootste blamage voor de regering-De Croo tot dusver
Bart Eeckhout is hoofdredacteur van De Morgen.
Je zou kunnen zeggen: eindelijk. Eindelijk heeft een rechter een streep getrokken door de wettelijke regeling van het coronahandhavingsbeleid. Dit had al veel eerder kunnen gebeuren. Critici zullen, niet eens ten onrechte, zeggen: dit had al eerder móéten gebeuren.
En dan heeft de federale regering nog het geluk te stoten op een rechter die begripvol blijft. De Brusselse rechter geeft, in eerste aanleg, de regering een maand de tijd om haar coronamaatregelen beter te onderbouwen, op straffe van een (lichte) geldboete. Wat de rechter dus niet zegt, is dat de maatregelen zelf per se slecht zijn, of dat ze per direct ongeldig zijn. Dit is niet het geschikte moment om het land in een juridische chaos te storten, zo lijkt de rechter ook zelf wel aan te voelen.
De gevolgen zouden beperkt kunnen blijven, maar het vonnis is niettemin een blamage voor de regering-De Croo. De grootste blamage wellicht zelfs voor het kabinet tot dusver.
Exact een halfjaar geleden is het nu dat Alexander De Croo de eed aflegde als eerste minister van een onuitgegeven coalitie. Het mag gezegd worden dat de premier en de regering vooralsnog behoorlijk werk afleveren. Voor veel meer dan het management van de grootste gezondheidscrisis sinds de Tweede Wereldoorlog was er nog geen tijd, maar in dat crisisbeheer probeert de regering ten minste een standvastige koers te houden, voor zover de wisselende omstandigheden dat toelaten.
Op dat over het algemeen geslaagde eerste rapport staat wel één flinke buis: de wettelijke onderbouw van het beleid. Die kritiek is niet nieuw en komt niet van één toevallige rechter. Een zeer brede coalitie van juridische experts heeft al bij herhaling alarm geslagen: de (grond)wettelijke fundamenten waarop de regering haar handhavingsbeleid schraagt zijn te wankel. Het was enkel wachten op een rechter die dat ook zou vaststellen. Dat is nu gebeurd.
Dit is geen juridische haarkloverij. Burgers zien op essentiële punten hun vrije leven ingeperkt – bijvoorbeeld de vrijheid om ’s nachts met de hond te gaan wandelen. De regering kan, zelfs met geldige argumenten, aanvoeren dat er goede redenen zijn om die vrijheden maandenlang te blijven beknotten. Maar ze doet dat dan best wel op een stevige grondrechtelijke sokkel en liefst na openbaar, parlementair debat, en niet met een treintje besluiten die door één minister getekend zijn.
We moeten wel opletten. Die lekkende, juridische schuit weer vlot trekken is nog maar het halve werk. Minstens zo belangrijk is de kwaliteit en de inhoud van de pandemiewetgeving die zich nu opdringt. Het kan niet de bedoeling zijn dat die ‘pandemiewet’ de deur opent om in de toekomst vlotjes over te schakelen naar een pseudo-autoritair regime, als een regering dat wenst. Als dat de uitkomst is, is de remedie erger dan de kwaal.