OpinieKatrien Pype
‘Heart of Darkness’ in een hedendaags jasje: Congo verdient beter
Katrien Pype is hoofddocent sociale en culturele antropologie aan de KU Leuven.
In het zog van een koninklijke missie, en tal van politici, produceerden Eén- en Canvas-journalisten vorige week reportages over de relatie tussen België en DR Congo. Nieuwe thema’s werden niet aangeboord. We kregen een herneming van een Heart of Darkness-verhaal (Conrad, 1899!) in een hedendaags jasje. De discussies rond spijt over het koloniale project (met al zijn gruwel en wandaden) en restitutie van onterecht verworven etnische objecten leidden algauw tot een vertrouwd narratief over politieke corruptie en schendingen van de mensenrechten in hedendaags Congo.
De Congolese samenleving heeft inderdaad heel veel katten te geselen. En het is, zoals sommige stemmen uit de Congolese diaspora (in een uitzending van De afspraak diezelfde week) uitdrukten, belangrijk dat daar de aandacht op wordt gevestigd. Maar door constant op enkel en alleen maar dezelfde nagel te kloppen, geraken we niet voorbij de koloniale blik. Uit de waaier aan kritische vragen die bij me rezen, wens ik er hier twee op te sommen.
Eerst: waarom altijd toch dat ene verhaal? In navolging van Chimamanda Ngozi Adichies gekende aanklacht tegen het enkelvoudige verhaal (2013) wil ik aanstippen dat er een gevaar is in de reductie van de verslaggeving over de Congolese samenleving tot de geijkte thema’s van geweld, armoede en corruptie. Wie heeft vorige week iets gehoord over, bijvoorbeeld, de vele jongeren in Kinshasa, Lubumbashi en Bukavu die coderen en programmeren, en experimenteren met software en hardware? Of over de pro-Poetin-mars die tien dagen na de Russische inval in Oekraïne in Kinshasa (net zoals in vele andere Afrikaanse steden) georganiseerd werd? Waarom vroeg Phara de Aguirre naar de rol van China in DR Congo, en niet naar de deelname van Indische en Libanese families en bedrijven aan de Congolese economie?
Waarom is deze reductie tot de Belgische ‘relevantie’ van bepaalde thema’s een probleem? Eerst en vooral omdat ze een stereotypering bestendigt die koloniaal is: ze tekent de Congolese samenleving als geleid door machtshebbers die, bijna als kinderen, op hun vingers getikt moeten worden. Intussen wordt de aandacht handig van het eigen geweld, waarop het koloniale beleid steunde, afgewend.
Ten tweede, ze bevestigt een morele superioriteit van de Belgische staat ten aanzien van de Congolese leiders. De Belgische bezoekers tonen zich als ‘redders’.
Ten slotte, in deze reductie tot de gekende Belgische blik zijn er nauwelijks mogelijkheden tot exploratie van culturele, economische en politieke trends die zich buiten de gekende thema’s ontwikkelen. Dit leidt tot een resem gemiste kansen. Het lijkt me mogelijk dat een Canvas-reportage over Itot Africa in Lubumbashi (een start-up en incubator van technologische entrepreneurs) kan leiden tot nieuwsgierigheid bij medewerkers van MolenGeek, of van IT-departementen van Vlaamse universiteiten, en eventueel resulteert in een transnationale techeconomie.
Historici
Een tweede kritische vraag betreft de voorkeur van de Vlaamse media voor historici als experts over de hedendaagse Belgisch-Congolese relaties. Belgische en Congolese historici produceren kennis over het verleden en vertalen deze kennis naar hedendaagse vraagstukken.
In Terzake (8 juni 2022) werd de Congolese historicus Sindani Kiangu (Université de Kinshasa) geïnterviewd, wat gezien de nood aan Congolese stemmen tijdens dit historische bezoek zeker en vast een plus is. In De zevende dag (12 juni 2022) opperde professor Zana Etambala dat de koninklijke missie naar Mbandaka had kunnen reizen om er de geboorteregio van Isidore Bakanja te bezoeken, een martelaar van de kolonisatie die door het Vaticaan tot heilige werd benoemd. Historici kunnen wijzen op gaten of blinde vlekken van ‘vergeten’ of ‘gecensureerde’ geschiedenis. Niettemin zijn ze geen experts van wat vandaag de leefwereld van rurale en urbane Congolezen animeert.
Weinig historici zullen claimen wetenschappelijke uitspraken over de hedendaagse Congolese maatschappij te kunnen doen. Toch krijgen ze vaak vragen voorgeschoteld over ‘de hedendaagse Congolees’. Antropologen, die maanden of soms jarenlang in een bepaalde stad of regio verblijven, hebben die expertise wel.
Bijvoorbeeld, inzake de restitutie is het vreemd dat geen enkele economisch antropoloog hier aan de discussie deelneemt. Economisch antropologen bestuderen ‘waarde’ in al haar vormen, monetair zeker, maar eerst en vooral immaterieel. In een dergelijk debat zouden economisch antropologen vertrekken vanuit de veronderstelling dat restitutie niet in de eerste plaats terugbetaling betekent – en zo kunnen ze een veronderstelling ontkrachten die vele Belgische burgers en politieke leiders in een kramp doet schieten.
Het venijn van een al te grote afhankelijkheid van historici als experts als het over de hedendaagse Congolese samenleving gaat, zit echter dieper. Het betekent dat men in Vlaanderen, alle goede bedoelingen ten spijt, vooral vanuit en vanwege het verleden geïnteresseerd blijft in de Congolese samenleving.
Congo is geen verhaal dat zich alleen in de verleden tijd laat vertellen. Laten we veel meer oog hebben voor de tegenwoordige tijd van het land en zijn bevolking, wars van aftandse, koloniale denkkaders.