ColumnFrederik De Backer
‘Gelukkig nieuwjaar, moeke! Ik heb vannacht een ambulancier een vuurpijl tegen zijn altruïstische rotkop geschoten’
Frederik De Backer is columnist.
Er zijn gegronde redenen voor moord. Er zijn betreurenswaardige maar bevattelijke oorzaken van misbruik. Waarvoor echter geen enkel aanvaardbaar motief bestaat, is het hinderen of aanvallen van hulpdiensten. Nooit, onder welke omstandigheden dan ook. Al ligt Marc Dutroux, Albert Fish of zelfs Adolf Hitler zelve te zieltogen onder het gewicht van een vrachtwagenwiel, nog nasmeulend van de vuurzee waaruit hij even voordien was komen strompelen en jammerend van de kiespijn, dan nog laat je een ambulancier zijn werk doen. Die lynchpartij kan later nog, als ze dan toch per se moet.
Afgelopen weekend werden in Sint-Gillis hulpverleners tijdens het reanimeren bestookt met vuurwerk. Hoe straalbezopen, kegelzot gesnoven en/of simpelweg crapuleus kan iemand worden? Wat hebben twee ouders in vredesnaam gedaan om zoiets te hebben voortgebracht? Loopt in Sint-Gillis de ammoniak door de buizen, raadt men er zwangere vrouwen een dagelijks slofje rode Bastos aan of hamert men er het kroost iedere dag opnieuw het kleinste greintje ethisch besef uit de kop? Stapt zo’n feestneus ’s anderendaags bij zijn ouders binnen met de woorden “Gelukkig nieuwjaar, moeke, gelukkig nieuwjaar, vake! Ik heb vannacht een ambulancier een vuurpijl tegen zijn altruïstische rotkop geschoten, met wat geluk is hij een oog kwijt. Zijn ’t kroketten?” of blijft het bij monosyllabisch kwijlen?
Nog geen uur geleden liep ik voorbij een gebouw waarvoor twee brandweerwagens, een ambulance en een auto van de mug stonden: hulpverleners die bij het geflikker van hun zwaailichten een draagberrie inlaadden, een vrouw van wier gezicht ik zelfs wandelend aan de overkant, tientallen meters verderop, het onpeilbare verdriet kon aflezen alvorens ze de deur sloot.
Wie ooit heeft gezien hoe iemand wordt gereanimeerd, vergeet dat nooit meer. Het beeld van een onbeweeglijk lichaam op de grond, met twee ambulanciers die uit alle macht proberen iemands zoon of dochter, iemands vader of moeder, iemands geliefde in leven te houden, laat zich gewillig in je schedelwand krassen. De angst en de paniek, op zijn allerminst de bezorgdheid om een medemens: hoe kan je die niet voelen? Wie blijft daarbij onbewogen, laat staan dat hij op zo’n moment vuurwerk bovenhaalt? Vuurpijlen die, zo lees ik in deze eigenste krant, het gevolg zouden zijn van ‘onderliggende frustraties’.
Had iemand het in zijn imbeciele kop gehaald dat te doen toen ik destijds mijn vader zag liggen creperen op onze woonkamervloer, die klootzak had geen gezicht meer overgehouden, al had ik het er moeten afbíjten. Mijn frustratie zou bovenaan liggen, dat verzeker ik u, en mijn begrip diep begraven onder afgerukte ledematen en tot pap geklauwde ingewanden.
Voor dat soort is de kilste kerker nog te goed.