ColumnHilde Van Mieghem
Gelukkig begroette de bakkersvrouw me de volgende ochtend wel
Hilde Van Mieghem neemt de tijd voor een gloedvolle kijk achter de schermen van haar leven.
Het was zover, tijd om terug naar huis te gaan. Ik nam afscheid van elke ster aan de hemel, van de maan, de zon, de olijfbomen, de everzwijnen, reeën, hazen, uilen, mieren, spinnetjes, en in gedachten ook van alle dieren die zich zodra het iets warmer wordt ook weer zullen laten zien, hagedissen, kleine slangen en schorpioenen.
Van de heuvels en de adembenemende zonsondergangen, van de hartelijke Italianen uit het dorp. Met heel dat paradijs opgeslagen in hart en ziel reed ik ervandoor. Vol van zoveel schoonheid reed ik veertien uur later de oprit Antwerpen op. Achter me reed iemand bumper aan bumper, knipperde voortdurend met zijn grote lichten waardoor hij me verblindde.
Maar mijn rijverbod indachtig dat deze week ingaat na drie snelheidsovertredingen - met de waarschuwing dat als ik het nog één keer waag, ik mijn rijbewijs voor zes maanden kan inleveren - hield ik me dus braaf aan de opgelegde snelheid.
Bij het rood licht sprong de bestuurder uit zijn auto, liep met een razende kop naar me toe en schold me uit voor voze trut, achterlijk wijf, halve debiel, enfin, een hele reeks van dat fraais in onvervalst plat Antwerps. Lichtjes in shock reed ik Antwerpen binnen. Welcome home!
Geradbraakt van de rit gooide ik mijn bagage naar binnen en ging iets eten in een restaurantje. Ik verwonderde me over alle ongemaskerde gezichten overal. In Italië is dat ondenkbaar, maar inderdaad, hier kan het weer. In het propvolle restaurant zat ik als enige alleen aan een tafeltje.
Dat ben ik gewend, maar wat ik na al die maanden dolce vita was vergeten, was dat oogcontact maken hier uit den boze is, een praatje slaan of zelfs gewoon maar goeiendag knikken is er niet bij. Ineens overviel me een grenzeloze eenzaamheid.
In Italië bestaat het niet dat je ergens binnenkomt zonder begroet te worden en zelf te groeten. En meestal is er ook altijd wel iemand die even met je kletst. Of je nu in een grote stad bent of in het kleinste dorp, nooit heb ik het meegemaakt dat het leek alsof ik niet bestond.
Juist, besefte ik, we zijn weer in Vlaanderen én in Antwerpen, de zuurste stad van het land.
Niet getreurd, dacht ik dapper, het is niet anders.
Gelukkig begroette de bakkersvrouw me de volgende ochtend wel, en de jongeman die op het pleintje voor mijn deur elke ochtend bokstraining geeft, riep ook vrolijk: “O, dag mevrouw, u bent terug. U ziet er goed uit!”
Hè, ik besta nog.
Veel tijd om erover te piekeren had ik niet, want ik moest meteen aan de slag, filmen voor Als je eens wist… en dan spoorslags naar Oostende voor de uitreiking van de Ensors. Tegenwoordig is er geen jury meer, al wie deel uitmaakt van ‘De Ensor Academie’ mag stemmen. Dus hoe meer stemmen men kan ronselen, hoe groter de kans. Niet echt fair.
Maar nu speelt gender sinds dit jaar ook geen rol meer. Er is niet langer een aparte categorie voor beste vrouwenrol. Want dat zou discriminerend zijn naar de hele lgbtq+ community. Dat is vast een legitieme reden, hoewel ik perfect kan voorspellen wat het gevolg daarvan zal zijn.
En ja hoor… De prijs ging niet naar een actrice.
Lekker woke! Dat wel.