EssayKatrin Swartenbroux
Geloof me, Elon Musk is misschien wel de Jezus-figuur die we verdienen, maar hij is niet de spirituele leider die we nodig hebben
Mag het wat meer zijn, deze kerst? Wat meer zingeving, wat meer gemeenschap, wat meer rituelen? Katrin Swartenbroux verlangt naar vervoering, maar weet niet hoe ze dit kan rijmen met haar verlichte geest.
Alles wordt minder kleurrijk na je kindertijd, maar kerst is het allerdofst. Mijn herinneringen zijn wazig, alsof ik door half dichtgeknepen ogen naar een lichtsnoer gluur, maar ik voel het wel nog. De opwinding. De sfeer die rond die dagen hing. Het zingen van liedjes die we op school hadden geleerd aan de voet van de kerstboom, waar we elke avond de drie wijzen en de drie herders een stukje mochten opschuiven richting de stal. De woonkamer voelde knusser, de straten leken te zinderen en we kregen heel erg veel warme chocolademelk, dat hielp.
Als volwassene verandert de magie van kerst maar al te vaak in manie. In je door overvolle winkelcentra ploegen op zoek naar een cadeau, in een kerstmenu bedenken dat ieder verteringsstelsel tevreden houdt, en vervolgens in de goede vrede bewaren aan tafel. Het is wat je hoort, wanneer we elkaar lacherig ‘allez, fijne feesten, hè’ toewensen. We hebben zin in het samenzijn met geliefden, maar zien op tegen ‘het gedoe’. Zo ook een vraag die vorige week aan onze Raad der Wijzen werd gesteld. Een lezer die zich bedenkt of het ook niet allemaal anders kan. “Ik ben totaal niet gelovig, maar ik mis een beetje diepgang en betekenis op deze avond, een van de zeldzame momenten waarop onze familie nog samenkomt.”
Jezus en zijn pa
Ik zit met hetzelfde, al weet ik niet hoe ik het onder woorden moet brengen. Ik merk dat ik me over mijn toetsenbord haast om toch maar meteen te verduidelijken dat ik niet bijster hoog oploop met Jezus en zijn pa. Ik associeer de kerk met een uitzonderlijk hypocriet mannenclubje dat er ouderwetse en ronduit mensonterende gedachten op nahoudt, dat beslissingen over mijn lijf denkt te kunnen maken, de liefde tussen sommige familieleden zondig vindt en de genderidentiteit van dierbare vrienden zelfs ronduit ontkent. Toch ervaar ik bijwijlen een spirituele leegte, een leegte die ik probeer op te vullen door geëmotioneerd de handen van volslagen onbekenden vast te grijpen tijdens muziekoptredens en door overweldigd te worden door de hoge gewelven telkens ik mijn kathedraal bezoek. Het moment waarop ik me even voel deel uitmaken van iets wat me overstijgt, waarop ik me verbonden voel met, nu ja, niet Onze Vader, maar wel met generaties voorvaderen die ooit, allemaal, in vervoering naar hetzelfde glasraam hebben gestaard. De extase voelen zonder dat er iets op mijn tong gelegd moet, quoi.
Ik zeg niet dat religie de oplossing is voor deze leegte, maar ik denk ergens dat ons volledig afkeren van alles wat met religie te maken heeft misschien geen megagoeie zet is geweest. Dat we het spreekwoordelijke kind (niet dat in de kribbe) met het badwater hebben weggegooid.
Spirituality sells
Vandaag leven we in een seculiere samenleving. Een bevraging uit 2018 toont aan dat 65 procent van de Belgische jongeren zich als niet-gelovig bestempelt, PEW Research Centre noteert dan weer dat opvallend veel jonge westerlingen zichzelf als ‘spiritual but not religious’ omschrijven, een term die populair is op Amerikaanse datingapps waar je je religieuze overtuiging moet aanvinken, en ook wordt afgekort door sociologen met de tenenkrullende afkorting ‘SBNR’.
Zoals dat gaat met etiketten; het is niet omdat je het zelf niet opkleeft, dat het niet blijft plakken. Steeds meer twintigers en dertigers vallen onder de groep van mensen die het woord religieus nooit in de mond zouden nemen, maar die verschillende spirituele, esthetische en filosofische tradities met elkaar vermengen als mixologists van hun persoonlijk sortiment geloof, schrijft theologe Tara Isabella Burton in haar boek Strange Rites: New Religions for a Godless World. “Ze verkiezen intuïtieve spiritualiteit boven institutionele religie. En ze willen de vrijheid om hun eigen dagelijkse rituelen, gemeenschappen en geloofssystemen te creëren die voor hen authentiek en betekenisvol aanvoelen.”
Ik zie de meest verlichte geesten van mijn generatie losjes goochelen met christelijke waarden, boeddhistische rituelen en ayurvedische praktijken. Ze branden kaarsjes in de kerk wanneer iemands grootmoeder in het ziekenhuis ligt, maar houden evengoed een brandende lucifer tegen een bos gedroogde witte salie om hun slaapkamer te “cleansen” wanneer hun relatie afgelopen is. Ze sporten volgens hun menstruatiecyclus, biohacken hun systeem door sporadisch te vasten, kopen salontafelboeken over zen en mindfulness en exploreren hun gedachten via transcendentale meditatie. Ze fietsen zichzelf de pleuris op spinning bikes terwijl ze meeschreeuwen met Kelly Clarkson en een instructeur vooraan predikt dat ze ‘de slechte energie’ van zich afzweten. Ze betalen een grootstedelijke sjamaan een percentage van hun maandloon om hun persoonlijke mantra te mogen ontvangen en bestellen een Big Mac zonder broodje omdat een podcaster hen heeft gepredikt dat je gezond bent zolang je maar koolhydraten schrapt.
Ach. Ik weet ook niet of dit alles exemplarisch is voor onze spirituele leegte, dan wel voor onze economische welvaart. Op zich dienen onze hedendaagse dogma’s vooral om orde te scheppen in de vele keuzemogelijkheden die je maakbare zelf voorgeschoteld krijgt. Mijn kritische geest in een wegkwijnend lichaam snakt naar duidelijkheid en structuur. Een richtingaanwijzer in de vorm van een mentor, een zelfhulpboek of desnoods een smartwatch die mij even zegt hoe ik moet leven, of ik een goed mens ben en hoe dat nu eigenlijk zit met bewaarmiddelen?
Als “sex sells” de officieuze leuze van de Mad Men-periode in de jaren zestig was, dan is ‘spirituality sells’ volgens Burton de slogan voor vandaag. ‘Meaning-making is a growth industry’ schrijft ook taalkundige Amanda Montell in haar boek Cultish: The Language of Fanaticism. “Net zoals de kerk destijds, zijn – bijvoorbeeld – fitnessclubs vandaag niet enkel een sociale identiteit, maar geven ze je ook een reeks voorschriften over hoe je je leven moet leiden – en dat lijden daar soms bij hoort.”
Besmettelijk idee
Soms voelt het dan ook alsof we de ene schadelijke doctrine voor de andere hebben ingewisseld. We buigen het hoofd voor Gwyneth Paltrow die ons vertelt dat bewerkte voeding eten de grootste zonde is en dat we boete doen met haaruitval en doffe chakra’s. We geloven niet meer in de hemel, maar zijn er rotsvast van overtuigd dat het nirwana zich op aarde bevindt, toegankelijk voor iedereen die maar hard genoeg zijn best doet, in de juiste dingen investeert en blindelings hun goddeloze goeroe volgt, zowel in de leer als op sociale media. We verzorgen onze huid niet meer, we hebben een ‘skin-care ritueel’. We bidden niet meer, maar doen aan ‘manifesting’ of ‘positieve affirmaties’.
Steken we niet ontzettend veel energie in het heruitvinden van concepten die altijd al hebben bestaan? Waar we altijd al nood aan hebben gehad?
Er zijn twee gedachtescholen die een verklaring proberen te geven waarom religie überhaupt bestaat. De eerste gedachteschool ziet religie als een soort bijproduct van ons evolutionair proces, een besmettelijk idee dat van het ene brein naar het andere wordt doorgegeven als een soort virus. De tweede school gaat ervan uit dat religie wél adaptief en functioneel is. Functioneel voor het bevorderen van de sociale cohesie, bijvoorbeeld. Dat zit ook vervat in de bekende uitspraak van Voltaire dat “als God niet zou bestaan, dan zouden we hem moeten uitvinden”. “Religies komen in zowat alle samenlevingen doorheen de geschiedenis voor en mensen zullen ze altijd opnieuw creëren, al verdwijnen de meeste nieuwe religies ook weer even snel”, schrijft Brandon Ambrosino in een tweedelige onderzoeksreeks naar het nut van religie voor BBC. Deze nieuwe vormen moeten immers concurreren met andere religies, met sociale en politieke omgevingen en met ons dedain voor het concept op zich. Volgens het functionele argument, schrijft Ambrosino, moet elke religie die wel standhoudt, haar aanhangers tastbare voordelen bieden. Of zoals Voltaire het zou hebben gezegd: dat verschillende samenlevingen de specifieke goden zullen uitvinden die ze nodig hebben.
Geloof me, Elon Musk is misschien wel de Jezus-figuur die we verdienen, maar hij is niet de spirituele leider die we nodig hebben.
Religieuze facetten
Het wringt natuurlijk ook om een woord als religie te gebruiken, omdat het (beschermen en) etaleren van christelijke waarden en normen doorgaans het discours is dat je uit de mond van politici verwacht die ‘hun’ geloof gebruiken om mensonterende maatregelen te vergoelijken, terwijl naastenliefde een van de basisbeginselen van zowat alle godsdiensten is. Maar het is, wellicht, net omdat we ons zo afgekeerd hebben van alles wat met ‘geloof’ te maken heeft, omdat we dat geloof geen moderne invulling hebben gegeven, dat populisten ermee aan de haal zijn kunnen gaan. Ik ben daarom soms best jaloers op moslimvrienden die er vaak beter in lijken te slagen om hun religie als leidraad te gebruiken zonder dat ze ooit als harnas aanvoelt. Hoe hun hoofddoek bijvoorbeeld niet (enkel) dienst doet als religieus symbool, maar ook deel uitmaakt van hun identiteit, omdat ze er telkens opnieuw bewust voor kiezen omdat onze seculiere maatschappij hen dwingt er constant de conversatie over aan te (moeten) gaan. Alsof zij door het niet-verbannen van hun geloofsbelijdenis dat geloof juist mee in de 21ste eeuw hebben kunnen nemen, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt.
“Ik denk dat jullie vervreemd zijn van die traditie omdat jullie ‘religie’ vooral verbinden met instellingen en pastoors, terwijl wij religie elke dag beoefend zien worden door onze gemeenschap en het dus vooral zien als een warme manier van leven”, zegt een kameraad die zichzelf als vrome moslim omschrijft. Hij buigt vijf keer per dag het hoofd richting Mekka, maar dat belet hem niet om met beide voeten in de moderne wereld te staan. “Godsdienst is niet zo rigide als jij het je voorstelt. Of zo zie ik dat toch. Het is de eerste soera die is neergedaald tot Mohammed, de iqra. Die staat voor ‘lees, leer, interpreteer voor jezelf’.”
“Heel wat mensen weten niet meer hoe ze theologische gesprekken moeten voeren, hoe ze uiting kunnen geven aan hun innerlijke spirituele beleving”, zegt ook filosoof en theoloog Jonas Slaats, die op de Kluis van het Limburgse Bolderberg een-op-eenwandelingen doet met mensen die worstelen met spirituele vraagstukken. Mensen zoals ik dus. Hij noemt de mentale crisis waarmee we vandaag geconfronteerd worden, het gevoel dat De Dingen anders kunnen, dan ook een geloofscrisis. “Secularisme hielp mensen destijds om zich te bevrijden van het keurslijf van de kerk en van ongezonde machtsonevenwichten”, schrijft Slaats in zijn boek Religie herzien: voorbij het wij-zij-denken van seculier versus religieus. “Maar vandaag zorgt dit verhaal zelf voor een ander keurslijf – het belemmert om op een gezonde manier plaats te geven aan religieuze facetten van hun leven.”
Tomorrowland
Op zich is het voor een heiden als ikzelf eigenlijk niet zo boeiend om te betogen wat religie nu feitelijk is, maar is het belangrijker om te proberen vatten wat religie precies doet en wat het ons vandaag nog kan bieden. Waarom we dogmatisch omspringen met de manier waarop we leven, eten en slapen, maar zeggen dat we vrije denkers zijn. Waarom we gruwelen van religieus geïnspireerde concepten als ‘verbondenheid’ in de kerk, maar er wel door in vervoering geraken op Tomorrowland.
“De uitdaging is hoe het proces van religieuze kolonisatie kan worden omgekeerd: hoe ideeën en rituelen kunnen worden gescheiden van de religieuze instellingen die er aanspraak op hebben gemaakt maar ze eigenlijk niet echt bezitten”, schrijft Alain de Botton in zijn boek Religie voor atheïsten. Net als de Duitse filosoof en socioloog Jürgen Habermas benadrukt hij dat ook seculiere mensen van religies kunnen leren, bijvoorbeeld als het gaat om zaken als ethiek, onderwijs en kunst. Dat we door het verbannen van de instituten en de doctrines, ook meteen onze diepmenselijke nood aan zingeving, rituelen en gemeenschap overboord hebben geflikkerd. De Botton vindt dat het ontkennen van het bovennatuurlijke ons net in staat zou moeten stellen om te erkennen dat we religies zelf in het leven hebben geroepen om te voorzien in enkele van onze centrale behoeften. En om daar, zelf, oplossingen voor te vinden.
Daarin zit, denk ik, een opdracht. Als de mens altijd een spirituele invulling zal zoeken in zijn leven, als tegengewicht voor ons massieve, rationele brein, is het misschien niet volledig nutteloos dat we deze religieuze waarden zelf weer gaan opeisen. Dat we het losrukken van de instituten en het introduceren in de 21ste eeuw door erover te spreken, te discussiëren, door te ziften en te zeven en het ons weer eigen te maken. Dat we beseffen dat religie misschien ook gewoon een woord is dat we geven aan onze zingeving, dat we leren hoe we die diepmenselijke individuele nood kunnen ontstijgen om weer samen te kunnen komen. En vooral: dat we het ons niet laten afnemen door nationalistische politici en sjamanistische sjoemelaars die datgene wat inherent in onszelf aanwezig is aan ons proberen terug te verkopen.
“Het is onproductief om je bezig te houden met de vraag of er een God is”, schrijft De Botton. “Het is hoe je verder redeneert wanneer je voor jezelf hebt besloten dat hij er niet is.”