OpinieEzra Klein
Ezra Klein heeft een antwoord op de vraag: ‘Mag ik wel kinderen krijgen, met alles wat hen te wachten staat?’
Er is een vraag die ik al enkele jaren meer dan alle andere hoor. Ze komt in twee vormen. De eerste: mag ik wel kinderen krijgen, gelet op de klimaatcrisis die hen wacht? De tweede: mag ik wel kinderen krijgen, wetend dat ze zullen bijdragen aan de klimaatcrisis die de wereld wacht?
Ezra Klein is een Amerikaanse journalist, politiek analist en columnist voor The New York Times.
In een peiling in 2020 noemde een kwart van de kinderloze volwassenen de klimaatverandering als een van de redenen waarom ze geen kinderen hadden. Een andere analyse besluit: “De beslissing om geen kinderen te hebben uit angst voor de klimaatverandering neemt toe en heeft een grotere impact op de vruchtbaarheidscijfers dan elke vorige trend.”
Een kind op deze wereld zetten is altijd een daad van hoop geweest. Het verleden had immers geen gebrek aan verschrikkingen. Volgens onze beste schattingen stierf in het grootste deel van de geschiedenis van de mensheid 27 procent van de pasgeborenen in hun eerste levensjaar, en haalde 47 procent van de mensen de puberteit niet. En zelfs als je het geluk had niet dood te gaan, was het leven zwaar. Voor het jaar 1800 bedroeg de gemiddelde levensverwachting wereldwijd nooit meer dan 40 jaar. Vandaag is dat meer dan 73.
Was de wereld vroeger zo vreselijk dat onze voorouders geen kinderen hadden mogen maken? Nee? Dan is niets in onze nabije toekomst zo erg dat ons voortplanten immoreel zou zijn.
Ik wil het lijden dat de klimaatverandering zal veroorzaken niet bagatelliseren. Integendeel. Het besef dat ons verleden heel moeilijk was, zou ons nog bozer moeten maken over de roekeloosheid waarmee met onze toekomst wordt omgegaan. We hebben heel veel gedaan om ons tegen een onverbiddelijke wereld te beschermen. We hebben heel veel gedaan om de toekomst beter te maken dan het verleden. Die vooruitgang opgeven, of verdere vooruitgang tegenhouden, is meer dan tragisch. Het is misdadig.
De vooruitgang is zeker niet denkbeeldig. Zoals Zeke Hausfather, een klimaatwetenschapper, opmerkt, voorspelden tien jaar geleden veel geloofwaardige ramingen een gemiddelde stijging van de wereldtemperatuur met 4 of zelfs 5 graden Celsius tegenover het pre-industriële niveau tegen 2100. Dat zou een catastrofe zijn. Maar de dalende kosten van schone energie en de toenemende ambities van het klimaatbeleid hebben dat veranderd. De Climate Action Tracker voorspelt met het huidige beleid een opwarming met ongeveer 2,7 graden tegen 2100. Als de regeringen zich aan hun verbintenissen sinds het klimaatakkoord van Parijs houden, zou het 2 graden of nog minder worden.
En er is nog meer reden tot optimisme. In een van de boeiendste studies die ik in de afgelopen jaren heb gelezen, onderzochten de auteurs meer dan 2.900 prognoses over de daling van de kosten van zonnepanelen tussen 2010 en 2020. De gemiddelde voorspelling was 2,6 procent per jaar. Geen enkele was hoger dan 6 procent. Maar in werkelijkheid zijn de kosten met 15 procent per jaar gedaald. Ook andere technologieën zijn veel goedkoper geworden. Als deze trends aanhouden – en met de steun van een beter beleid zouden ze nog sterker kunnen doorzetten – onderschatten we ook nu de mogelijke vooruitgang.
Maar hoop is geen plan. En niemand mag 2,5 graden, of zelfs 2 graden opwarming met een succes verwarren. We zullen een onmetelijke schade aan de ecosystemen veroorzaken. We zullen droogte, overstromingen, hongersnood, hittegolven erger maken. We zullen koraalriffen bleken, de oceaan verzuren, talloze diersoorten uitroeien. Miljoenen, misschien wel tientallen miljoenen mensen zullen door de toegenomen hitte sterven, en nog veel meer door de indirecte gevolgen van de klimaatverandering. Nog veel meer mensen zullen hun woningen moeten ontvluchten of in diepe armoede of ellende leven.
Maar dat alles beschrijft ook de wereld waarin we nu al leven, niet alleen de wereld die we aan het maken zijn. De klimaatverandering confronteert ons met een enorm lijden waarvan we ons niet eens bewust zouden zijn als het zich in onze onmiddellijke omgeving zou afspelen. Zoals mijn collega David Wallace-Wells — vader van twee kinderen en auteur van The Uninhabitable Earth – schrijft: “Wat in vooruitzicht een apocalyps lijkt, voelt vaak meer als pijnlijke normaliteit wanneer het in het heden gebeurt.”
Dat is geen abstractie en geen voorspelling. De bewijzen dat we een massaal lijden negeren, zijn overal om ons heen. We willen het vandaag niet zien, net zoals we dat gisteren deden en morgen zullen doen. “Covid heeft naar schatting 20 miljoen mensenlevens geëist en nu zijn we er overheen. Wat moeten we daaruit afleiden?”, schrijft Wallace-Wells. “De luchtvervuiling kost elk jaar tien miljoen mensenlevens. Wat moeten we daaruit afleiden? En wat vertelt het ons over de klimaatverandering, die waarschijnlijk nooit zoveel mensen zal doden als er nu aan fijnstof sterven?”
Zowel arm als de rijk zal de gevolgen van de klimaatverandering voelen. Maar niet in gelijke mate. Zelfs in een 2 graden warmere wereld zullen wij miljarden mensen van hun toekomst hebben beroofd. En niet ‘wij’ in de betekenis van iedereen. ‘Wij’ in de betekenis van de rijke landen die verantwoordelijk zijn voor de grote meerderheid van de broeikasgassen die onze atmosfeer vasthoudt. (Het is waar dat China nu de grootste uitstoot heeft, maar die verzinkt in het niets tegenover onze cumulatieve uitstoot, terwijl we per persoon veel meer blijven produceren.)
“De mensen die het minst verantwoordelijk zijn voor de klimaatverandering worden er het zwaarst door getroffen”, zegt Kate Marvel, een klimaatwetenschapper aan Columbia University. “Ik probeer de juiste academische taal te vinden om dat te beschrijven, maar ik kom altijd uit op: het is verkeerd, het is gewoon moreel verkeerd.”
De klimaatverandering is een motor van ongelijkheid in de wereld. Rijkere mensen en landen hebben de middelen om de ergste gevolgen te vermijden, vaak dankzij de rijkdom die ze dankzij fossiele brandstoffen hebben verzameld.
Zo komen we bij de tweede versie van de vraag: is kinderen hebben immoreel, in de wetenschap dat de inwoners van rijke landen voor zoveel koolstofuitstoot verantwoordelijk zijn? In die redenering is kinderloos blijven een vorm van compensatie voor het klimaat. Mensen in rijke landen verbruiken meer hulpbronnen dan mensen in arme landen. Minder mensen betekent minder verbruik.
Frederic Jameson, de marxistische literaire criticus, merkte ooit op dat we ons gemakkelijker het einde van de wereld kunnen voorstellen dan het einde van het kapitalisme. Op dezelfde manier kunnen we ons gemakkelijker het einde van de wereld voorstellen dan het einde van de koolstofvervuiling. “Bijna alle vervuiling is ingebouwd in de structuur van de samenleving”, zegt Leah Stokes, een politicologe van de University of California. “We moeten die structuur ontmantelen, zodat kinderen geboren kunnen worden in een samenleving die geen koolstofvervuiling produceert. Dat is het plan.”
Het is een haalbaar plan. De koolstofuitstoot van de VS per hoofd van de bevolking is van 22,2 ton in 1973 gedaald naar 14,2 ton in 2020. En hij kan nog veel lager. De Duitsers stootten in 2020 7,7 ton koolstof per persoon uit, de Zweden 3,8 ton. “In een wereld met nuluitstoot heeft niemand een koolstofvoetafdruk en moeten we geen baby’s tellen om de mensen schuldgevoelens aan te praten”, zegt Wallace-Wells.
Een koolstofvrije samenleving maakt onze wereld beter, om redenen die veel verder gaan dan de klimaatverandering. “De onmiddellijke voordelen van maatregelen voor klimaatmitigatie zijn spectaculair: een betere luchtkwaliteit, een betere gezondheid, minder ongelijkheid”, schrijft Marvel. “Dat zijn dingen die ik wil. Ik wil ook herbebossing en venen en het herstel van de kusten en rewilding. Ik kijk enthousiast uit naar fantastische nieuwe technologieën zoals goedkope koolstofafvang en kernfusie (zonder erop te rekenen). Ik ben nog enthousiaster over saaie maar effectieve technologieën zoals warmtepompen en transmissielijnen.”
Dit is een visie van méér, niet minder. Elektrische auto’s trekken sneller op. Een goed geïsoleerd huis is warmer. Inductiefornuizen vullen je woning niet fijnstof. De wind stopt niet met waaien omdat een autocraat een woedeaanval heeft, zonne-energie verknecht ons niet aan het Huis van Saud.
Ik verkies een wereld zonder uitstoot boven een wereld zonder kinderen. Meer nog, ik denk dat die twee werelden tegenstrijdig zijn. We hebben een politiek probleem, geen fysicaprobleem. De groene toekomst moet aantrekkelijk en zelfs opwindend zijn. Als mensen zich er niet in herkennen, zullen ze zich ertegen verzetten. Als afzien van kinderen de prijs is die je voor het klimaat betaalt, dan is die prijs te hoog. Een klimaatbeweging die opoffering als haar antwoord ziet, zou meer kwaad dan goed doen. Ze zou ongewild de politieke aantrekkingskracht verkwanselen die nodig is om een wereld zonder uitstoot waar te maken.
Erger nog, ze ziet jonge mensen als passieve consumenten in plaats van als factoren van verandering. Maar in het voorbije decennium hebben de jonge generaties het klimaatbeleid getransformeerd. Veel van de vooruitgang die we zien, is aan hun onvermoeibare pleidooi en energie te danken. De wereld waarin zij zullen leven, is aan het veranderen omdat zij hem veranderen.
“Denk aan Greta Thunberg”, zei Stokes. “Haar moeder was operazangeres. Toen besliste ze om kinderen te krijgen. En een van die kinderen bleek een verbazende klimaatkampioen te zijn die hopelijk een enorme impact zal hebben op de verontreiniging. Had ze geen kinderen moeten krijgen omdat een of ander model verklaarde dat kinderen slecht zijn voor de planeet? De echte vraag is of we geloven in de continuïteit van de samenleving en de mogelijkheid dat jonge mensen verandering kunnen brengen.”
Mijn kinderen zullen een verhaal beleven dat ik niet kan schrijven en niet kan controleren. Het zal hun verhaal zijn. Als je een ouder wordt, voel je elke dag het gewicht en de hoop en de schrik van dat feit. Ik kan u niet vertellen of het voor u de juiste keuze is, maar een klimaatmodel kan dat evenmin.
© 2022 The New York Times Company