De gedachteKatrin Swartenbroux
‘Everything Everywhere All at Once’: nooit gedacht dat ik een film goed zou vinden die mijn verlammende stoornis als een superpower framet
Katrin Swartenbroux is journalist.
Op sommige dagen voelt het alsof je door een tunnel suist op het dak van een hogesnelheidstrein, op andere dagen voelt het alsof je Zwan-worsten als vingers hebt terwijl iedereen anders de wereld met sterke, standvastige handen vast weet te grijpen. Ik had nooit gedacht dat ik een film goed zou vinden die mijn verlammende, verwarrende, soms tot absolute wanhoop drijvende stoornis als een superpower framet. Laat staan dat verzamelde filmkenners hem zouden belonen met maar liefst zeven Oscars.
Everything Everywhere All at Once is exact wat de titel doet vermoeden. Het is een film over intergenerationeel trauma, over migratie, over de Chinees-Amerikaanse identiteit, over parallelle universums, martial arts, neurodiversiteit en existentialisme. Het is een verwarrende trip die tegelijkertijd heel wat herkenning en erkenning oogst. In de eerste plaats uiteraard bij mensen van Aziatische afkomst en bij migrantenkinderen. Maar ook bij ADHD’ers, zoals ikzelf.
Hoofdpersonage Evelyn Wang heeft dan wel niet de officiële diagnose, net als in werkelijkheid ook ontelbaar veel vrouwen de diagnose mislopen omdat de stoornis zich bij hen doorgaans anders manifesteert. Maar het moment waarop ze uit de lift bij de belastingdienst stapt en vervolgens de bezemkast induikt om het multiversum te verkennen, was het overduidelijk. Wat volgde was een twee uur durend spiegeldoolhof voor mensen die weten wat het is om elke dag tegen jezelf en je mentale erfenis te moeten vechten, voor zij die het leven te indrukwekkend én te saai vinden en ondanks alles toch proberen te functioneren in een wereld die niet gemaakt is voor mensen met hotdoghanden.
Toen makers Daniel Scheinert en Daniel Kwan tijdens het schrijven research deden over ADHD begon Kwan te vermoeden dat hij zélf neurodivers was (wat ondertussen ook door een diagnose bevestigd is). Het is ongetwijfeld daarom dat de film erin slaagt om alle hilarische, hemeltergende en briljante facetten van ADHD te belichten zonder dat het een klef verhaaltje wordt over hoe je dankzij of erger, ondanks, een aandoening toch heel wat kan verwezenlijken. ADHD is evenmin een handicap als een superkracht. Het is alles, constant, tegelijkertijd, en het is voor altijd. Het is meerdere maskers meezeulen om je aan iedere situatie aan te passen, het is rouwen om alle versies van jezelf die je niet kon verwezenlijken omdat je gehinderd werd door je eigen brein. Het is alsof je een derde oog hebt dat verbanden ziet waar anderen er geen zien. Maar er is ook het besef dat wat je uniek maakt ook datgene is waardoor je je buitengesloten voelt.
The Daniëls mochten het beeldje voor Beste Film ontvangen omdat ze gedaan hadden wat geniale verhalenvertellers doen. Het onbeschrijfelijke en het onbeschrevene weten te beschrijven. Zoals Jobu Tupaki, een personage dat geïntroduceerd wordt als ‘an omniversal being with unimaginable power, an agent of pure chaos’, het omschrijft: “I was just looking for someone who could see what I see, feel what I feel.”