Opinie
Er hoeft maar iets te gebeuren, of iedereen staat met de gummiknuppel klaar
Daan Heerma van Voss (1986) is schrijver en columnist voor deze krant. Onlangs verscheen zijn roman De laatste oorlog. Hij is deze maand in residentie bij het Brusselse literatuurhuis Passa Porta.
Gedurende de zaterdagmiddag die ik in Molenbeek doorbreng, om er eens achter te komen wat voor buurt het is (in Nederland wordt ze afgeschilderd als een opleidingsgetto voor terroristen), is de sfeer kalm. Men beantwoordt mijn vragen beleefd, niets wijst op agressie. Wel staan er veel mensen in hun deuropening, of lopen anderszins rond te kijken, in afwachting van, ja, van wat precies?
De voor zaterdag geplande Molenbeekse manifestatie van Generation Identitaire is immers verboden door de burgemeester. En dankzij een veelheid aan ME (mobiele eenheid, red.), politieagenten en legervoertuigen, lijkt het ook rustig te blijven. Volgens de VRT heeft een handvol extreemrechtse betogers Molenbeek wel degelijk bereikt, om aldaar een spandoek te ontrollen en na een kwartier weer te vertrekken. Het zal kloppen, maar ik heb slechts Molenbekenaren en journalisten gezien. Deze potentieel bewogen dag lijkt te zullen eindigen in een geweldloze anticlimax, en dat is aan enkele jonge Molenbekenaren (van rond de vijftien, zestien jaar) niet besteed. Zij besluiten in omgekeerde richting te gaan, naar het Beursplein. Zo'n tweehonderd jonge toeschouwers volgen de kleine voorhoede.
De sfeer slaat om op de Vlaamsepoortbrug, die de gemeenten Molenbeek en Brussel verbindt. Daar staat de ME, alsook een twintigtal agenten te paard de jongeren op te wachten. Er wordt een stoel richting de politie gegooid, dan volgen een paar flesjes. Enkele raddraaiers worden eruit gepikt en meegevoerd, daarmee lijkt de kous af.
Maar dan maakt de ME een onverwachte charge, niet alleen op de relschoppers, maar ook op de aanwezige omstanders en journalisten, onder wie ikzelf. De ME'ers duwen en delen enkele klappen met hun gummiknuppel uit, ik ontkom niet aan een tik. Wanneer ik een filmpje probeer te maken, wordt ook mijn telefoon (doelbewust) op de grond geslagen. 'Wij' worden terug Molenbeek in geduwd. De buurt rommelt, na een half uur glip ik weg, met een pijnlijke pols en een beschadigde telefoon.
De enigszins uit de hand gelopen confrontatie roept ten minste drie vragen op:
1) Is het begrijpelijk dat de politie dusdanig op scherp staat? In dit geval was het zeker te billijken dat de politie de Molenbekenaren de weg versperde. Niet alleen omdat samenscholing onlangs is verboden, maar omdat ze op mij de indruk maakten vooral geïnteresseerd te zijn in rotzooi schoppen. Het waren geen ideologen, geen België-haters, geen gekken, het waren etters.
2) Trad de politie juist op? Dat helaas niet. Doordat de ME voortdurend met de stokken in de aanslag stond, er volstrekt niet met toeschouwers werd gecommuniceerd, en men elkaar nauwelijks kon verstaan door de herrie van de ingezette helikopter en de gepantserde voertuigen, werd de crisissfeer eerder bevorderd dan verminderd.
3) Zijn dit schermutselingen die niets om het lijf hebben of is er meer aan de hand? Moeilijk te zeggen. Het is duidelijk dat zowel extreemlinks als extreemrechts in een ongezonde dynamiek verzeild zijn geraakt, een wedstrijd om wie zich het meest bekommert om de tragedie, alsook, indirect, over welk land België behoort te zijn. De permanente aanwezigheid van camera's en wereldpers heeft ook een slechte uitwerking; er hoeft maar een handvol mensen te bedenken dat ze morgen in alle Europese kranten willen staan, en het zal geschieden.
'Onschuldige' schermutselingen als deze tonen Brussel als een kwetsbare stad. Al laat deze stad op zondag weer een ander gezicht zien: op het Beursplein zingt men gebroederlijk Stromae, en Bob Marleys 'One love'. En in Molenbeek is het enige geschreeuw dat te horen valt dat van de marktkooplui, die in de aangename zon vers fruit verkopen.
Maar er hoeft maar iets te gebeuren, of iedereen staat, letterlijk of figuurlijk, met de gummiknuppel klaar.