ColumnMarnix Peeters
Eigenlijk was Jezus best wel een betweter, zei ik die avond bij de zalm. Hij crashte elke party met z’n onafgebroken mansplaining
Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, zijn vogels en zijn vrouw.
Ik vond mijn oude schoolbijbel terug − een mooi bewaard exemplaar van het Nieuwe Testament van uitgeverij Het Spectrum. Pastoor Reynders, kapelaan Willekens en zuster Trudo, die ik mij herinner als de gesel van mijn zussen (en bij uitbreiding van hele generaties jonge Kempense meisjes) in de lagere school, hadden er destijds een opdracht in geschreven: ‘Aandenken aan de hernieuwing van je doopbeloften en Vormsel. Mocht je in dit boek Christus steeds meer ontdekken als je licht en je kracht!’
Eén uur werd er twee, twee werden er drie, en voor ik er erg in had, had ik in de schaduw van de appelboom achter in de tuin de hele Mattheus en Marcus gelezen.
Neem en drink hiervan, zei mijn vrouw, die mij een glaasje grüner veltliner bracht en zag waar ik in verdiept was.
Maar het is écht boeiend! riep ik uit. Het is je vroeger opgelepeld geworden, je had het maar te slikken, je kon het nuanceren noch interpreteren, en het is heerlijk om het met je min of meer volwassen brein te herlezen. Als je over de ouderwetsheden heen kijkt, staan er best mooie dingen in. Natuurlijk zit er een hoger opzet achter − ik neem aan dat de heersende klassen baat dachten te hebben bij een gewillig, tot boete bereid plebs − maar je andere wang aanbieden is ook in louter menselijk opzicht het overwegen waard, in plaats van altijd maar achter wraak en genoegdoening aan te hengsten. Het is in elk geval goed om erover na te denken − we zouden weleens gebaat kunnen zijn bij wat meer reflectie, als je het getoeter in Het Nieuws hoort. Mogelijk bedoelde zuster Trudo dát als ze het over licht en kracht had.
Eigenlijk was Jezus best wel een betweter, zei ik die avond bij de zalm. Geen aangename vriend. De hele tijd iedereen aanvullend en corrigerend en berispend, met z’n eeuwige ‘Voorwaar ik zeg u’. Je zou zo’n bevoogdende schoolvos al snel niet meer uitnodigen als hij in je kennissenkring zat − hij crashte elke party met z’n onafgebroken mansplaining.
Als je de zoon van God bent, weet je nu eenmaal dingen, zei mijn vrouw.
Maar zijn Bergrede is prachtig, zei ik. Er staan adviezen in die zo boven je bed passen. ‘Wees niet bekommerd voor de dag van morgen; de dag van morgen zal bezorgd zijn om zichzelf. Iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen leed’ − Mattheus 6:34. En die taal in het Boek der Openbaring! ‘Zijn ogen waren als een vuurvlam, en zijn voeten geleken glanzend koper, in de oven gegloeid. Zijn stem was als het geruis van vele wateren. In zijn rechterhand had hij zeven sterren, en uit zijn mond ging een scherp tweesnijdend zwaard’, schrijft Johannes in zijn eerste Visioen van de Mensenzoon. Daar kunnen de moderne Vlaamse keukentafelschrijvers een puntje aan zuigen, met hun gekerm over het gewapend verzet of de afmetingen van hun laatste depressie.