ColumnDe gebeten hond
Eerder een zonnepaneel dan een rondeel, liever een goed isolerende dakpan dan een roman: beter kun je de tijdgeest niet samenvatten
Mark Coenen gaat op wandel met de week.
Een canon is een schot voor de boeg en een knal voor de kop voor diegenen die er niet in staan: iedereen schrijft voor de eeuwigheid of hoopt dat te doen. Zo zelfingenomen zijn we wel.
Voor de rest moet daar maar niet te veel belang aan gehecht worden want de nieuwe literaire canon, deze week onder de auspiciën van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren gelanceerd, maakt weinig tot geen emootsies los.
Eerder een zonnepaneel dan een rondeel, liever een goed isolerende dakpan dan een roman: beter kan men de tijdgeest niet samenvatten. Maar ook zonder eindfactuurstress en vrees voor wintertenen staat lezen niet hoog op ons lijstje, zoals uitgebreid aangetoond in de bekende behoeftepiramide van Maslow.
Uit de nieuwe canon blijkt dat 549 werken drie of meer keer genoemd werden. Dat zijn er verbluffend weinig. De lucht is ijl aan de top, als je weet dat er in 2020 alleen al in Vlaanderen 313.978 verschillende ISBN-nummers werden aangevraagd voor papieren boeken. Die zijn dan wel niet allemaal bestemd voor de reguliere boekenwinkel, maar toch.
De olympische berg van de canon, een soort van Tijdloze 100 maar dan zonder muziek, is voor zowat alle schrijvers hoger dan de dampkring. Toch verliest men de moed niet: uit een recente enquête in Nederland blijkt dat 68 procent ervan overtuigd is dat hun levensverhaal interessant genoeg is om in boekvorm gepubliceerd te worden, en dat 300.000 onder hen dat aan het opschrijven zijn ook.
Die eindeloze berg bedrukt papier: een mens zou er bedrukt van worden. Of trots, zoals de inwoners van Nevele.
De stemmige gemeente uit de Leiestreek gaat er prat op dat niet minder dan drie schrijvers uit de nieuwe canon afkomstig zijn uit Nevele: Cyriel Buysse staat op de 45ste plaats, Virginie Loveling op de 69ste en de in vergelijking met die twee nog piepjonge Erwin Mortier haalt nog net de eindstreep op de honderdste plaats.
Buysse en Loveling brachten een groot deel van hun jeugd door in Nevele en Erwin Mortier in het nabijgelegen gehucht Hansbeke: ik leer het allemaal uit een artikel in Het Nieuwsblad. O heerlijke geur van het literaire chauvinisme.
Maar het gaat voor een schrijver natuurlijk niet alleen over lijstjes. Deze week mocht ik mijn laatste meesterwerk Alle mannen zijn onnozelaars gaan voorstellen in Dessel, voor een enthousiaste serviceclub met alleen maar dames, die ik na het voorgerecht ruim mocht toespreken.
Bleek dat meer mensen mij kenden van Het leugenpaleis dan van in de boekhandel.
Heerlijke avond.