ColumnJeroen Maris
Een verleden bestaat uit scherven en schimmen
Jeroen Maris is journalist.
We fietsen door Gent, de stad die ik associeer met zegedronken, maar die nu stil en koud en in zichzelf gerimpeld is. De uren van de dag zijn bijna op, zo meteen klim ik in een trein die me naar het donker van Brussel voert. Het echte reizen gebeurt altijd in het hoofd, maar pro forma dient een mens af en toe een trein te nemen.
Naast me fietst M., zonet hebben we samen gegeten. Dat was twintig jaar geleden. Toen waren het boterhammen met klamme plakjes kaas in een schoolrefter waar ons herhaling geleerd werd. Nu prik ik in zeeduivel en lepelt zij ravioli. De leerlingen zijn burgers geworden.
Ik merk op dat het zonde is dat we als tieners het decor niet naar waarde wilden schatten - dat we weigerden om te zien dat onze school, een domein met een eigen kloosterkerk, een wintertuin in art nouveau, en trotse torens en trappen en tuinen, een onwankelbare schoonheid bezat. M. glimlacht en corrigeert me zonder haar stem te buigen: “Ik had het toen wel gezien.”
Het verleden blijkt al snel op dronken voeten te lopen: we schuiven onze versies naast elkaar, beschrijven de dia’s die in onze hoofden zijn blijven zitten, citeren uit de processen-verbaal die we toen opgesteld en later gearchiveerd hebben, maar zoveel blijkt onwaar. We hebben als tieners niet goed naar elkaar gekeken, we noteerden de verkeerde versies van elkaar.
“We wisselden ook nauwelijks woorden”, zegt M. “We durfden elkaar niets te vragen.” Het is waar. Onzekerheid en bewondering zijn slechtgeluimde tandemfietsers. We konden toen nog geen vrienden worden.
Maar nu praten we, eerst voorzichtig en dan onstuimig. Een verleden bestaat uit scherven en schimmen, bedenk ik me op de fiets, en op de geschikte lichtinval voor een foto is het soms twintig jaar wachten.