OpinieTim Soens
Een rivier heeft ruimte nodig, dat wist Ferraris al in de 18de eeuw
Tim Soens is milieuhistoricus aan het Centrum voor Stadsgeschiedenis, Universiteit Antwerpen.
In december 1993 trad de Maas na aanhoudende regenval buiten haar oevers. In Nederlands-Limburg alleen liepen zesduizend huizen onder, en moesten ongeveer achtduizend mensen worden geëvacueerd. Amper een jaar later, in januari 1995, herhaalde het scenario zich, met nu ook grote schade in Wallonië en Frankrijk. Onaanvaardbaar in deze hoogtechnologische tijden, klonk het in media en politiek. Beide overstromingen leidden tot een totale omslag in het rivierbeleid. ‘Ruimte voor de rivier’ in Nederland – ‘Redonner plus d’espace à l’eau’ in Wallonië. Gedaan met rivieren tussen altijd maar hogere dijken te steken. Een rivier had ruimte nodig, buffercapaciteit, overstromingsgebied. Rivieroverstromingen waren een natuurlijk verschijnsel, waar de mens mee moest leren omgaan.
Het is verbazingwekkend dat dit besef pas in de jaren 1990 ontstond. Een eenvoudige blik op de Ferrariskaart uit 1777 laat pijnlijk nauwkeurig zien waar al die overstromingsgebieden eeuwenlang gelegen waren. In Luik was zowat de hele rechteroever van Outremeuse tot Jupille nat weiland dat bij hoge waterstanden onderliep. Vandaag vinden we daar huizen en industrie – de Jupiler wordt er gebrouwen. Rond een stad als Gent ving een brede gordel van meersen – de Blaarmeersen, de Wondelgemse meersen, … - al sinds de 12e eeuw het overtollige water van Schelde en Leie op. Die inundatiegebieden waren niet alleen belangrijk voor de waterveiligheid. De periodieke overstromingen zorgden ook voor een natuurlijke bemesting van het grasland, ideaal om ossen vet te mesten. En bovenal, de overstromingsgebieden hadden ook een militaire functie: onderwaterzetting deed de vijand vastlopen in de modder. Als militair was graaf de Ferraris dan ook bijzonder geïnteresseerd in die overstromingsgebieden, en zijn militaire landmeters en cartografen brachten ze in de jaren 1770 nauwkeurig in beeld.
Als overstromingsgebieden onvermijdelijk zijn, waarom moesten ze dan in de jaren 1990 herontdekt worden? Het antwoord is simpel. Vanaf de 19de eeuw werden rivieren volop ‘genormaliseerd’; rechtgetrokken, verdiept, bedijkt. Terwijl overstromingsgebieden de waterdebieten en stroomsnelheden afremden, werd nu alles in het werk gesteld om die te verhogen, en zo veel mogelijk water snel in zee te lozen. Bijkomend voordeel: al die winterbeddingen kwamen vrij voor ‘ontwikkeling’. Of er sinds 1995 voldoende nieuwe overloopgebieden zijn aangelegd langsheen Ourthe, Vesder en Maas, maar ook langsheen de Velp, de Berwijn, en al die andere riviertjes en beken, zal onderzoek uitwijzen. Wel is er een geheel nieuw element in het spel. Diende men in 1995 te aanvaarden dat overstromingen natuurlijk waren, dan blijkt vandaag dat de ‘waterbom’ van juli 2021 niet natuurlijk is, maar het resultaat van geheel nieuwe, door de mens aangestuurde klimatologische processen. Alleen de overstromingsgebieden van Ferraris opnieuw openleggen, zal dus niet volstaan. Tijd dus om net als in 1995 onze omgang met rivier en water fundamenteel te herdenken.