ColumnMarnix Peeters
Een paar rake klappen of een vettige scheldpartij kunnen in zo’n geval wonderen doen
Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, zijn vogels en zijn vrouw.
Nu ging het in De rechtbank op GoPlay over een conflict tussen twee tieners die bij een hockeyclub de min-negenjarigen trainden. De oudste van de twee, die aan autisme leed, had na een training de smartphone van zijn vriend gepakt en had iets belachelijks als ‘Wie wil er neuken?’ naar diens WhatsApp-contacten gestuurd. Dat dat niet in goede aarde viel, valt te raden.
Dat zoiets voor de tuchtcommissie van de Vlaamse Sportraad moet worden gebracht, zegt alles over wat er fout loopt in onze tijd, zei ik. Wij zijn eenvoudigweg niet meer in staat om zelf iets op te lossen. Een paar rake klappen of een vettige scheldpartij kunnen in zo’n geval wonderen doen, maar zelfs jonge mensen zijn ervan doordrongen geraakt dat er zich hele rechtbanken over zo’n flauwekul moeten buigen. Het is niet te geloven. Toen de ‘dader’ werd ondervraagd, kreeg je kippenvel: hij had vlak na het voorval al omstandig zijn excuses aangeboden en zijn moeder had hem zonder boe of bah verboden om nog hockey te spelen. Hij wist van geen hout pijlen meer te maken nu hij zijn sport niet meer had, zei hij. Je zag aan alles dat die jongen het niet gemakkelijk had in het leven, maar de tuchtcommissie bedacht hem toch nog met een coachingverbod van een vol jaar. Kwestie van daar met z’n drieën geen drie avonden voor niks streng te hebben zitten kijken.
Dit is een vorm van kindermishandeling, zei mijn vrouw.
De ouders van zulke kinderen hebben een verpletterende verantwoordelijkheid, zei ik. Hebben zij van hún ouders nooit geleerd hoe ze conflicten moesten aanpakken en oplossen? En waarom lopen ze dan naar zo’n tuchthok? Dat vergt toch wel wat administratie, dat doe je niet in een opwelling. Je leert je kind dat je voor het minste de politie moet bellen, je bij de kleinste belediging diep gekwetst moet voelen, van alles een drama moet maken en dat er iemand gestraft moet worden. Als je rustig blijft en je stuurt naar je WhatsApp-contacten dat je gehackt was, of gewoon dat iemand een onbenullige grap met je heeft uitgehaald, is nagenoeg alle leed geleden. Misschien stuurt er wel een aardig meisje ‘Ik!’ terug, en maak je nog eens iets mee. Of twéé aardige meisjes, dan denk je er op je sterfbed nóg aan terug.
De twee Françaises die tijdelijk naast ons wonen, waren naar Granada gereden. Voor het geval zij weer in panne zouden vallen, had ik mijn gsm uitgezet. Aangezien er in de grote stad overnacht zou worden, hadden zij gevraagd of wij op Noki wilden passen. Dat deden wij maar al te graag. Maar Noki is al een dagje ouder en hij stinkt, en toen wij wilden gaan slapen kroop hij bij ons in bed – allicht is hij dat in Parijs zo gewend. Wij zetten hem eruit, want de geur was niet te harden, maar dat kwam ons op urenlang klaaglijk gepiep en geblaf te staan. Fransen, ik blijf erbij.