OpinieWies Willems
Een noodkreet van inheemse gemeenschappen uit de Amazone
Wies Willems is beleidsmedewerker natuurlijke rijkdommen bij Broederlijk Delen.
Begin deze maand werd een honderdtal buitenlandse toeristen vastgehouden op een schip op de Marañón-rivier in Noord-Peru, door leden van inheemse gemeenschappen uit het Amazonegebied. Met die actie vroegen de gijzelnemers aandacht van de overheid voor een olielek uit een pijpleiding van het energiebedrijf PetroPerú.
Tot ieders opluchting kende de gijzeling een goede afloop. De Peruaanse minister voor Energie en Mijnbouw beloofde actie. Maar ook nu het nieuws uit Peru alweer verdwenen is van de mediaradar, en de toeristen zich ongedeerd verder kunnen vergapen aan al het tropische fraais, blijft de kern van de zaak meer internationale aandacht verdienen. Deze gijzeling was immers een noodkreet. Net zoals het klimaatprotest in Europa, uit wanhoop, radicalere vormen begint aan te nemen.
Eind augustus kondigde de Peruaanse regering nog aan dat ze het Spaanse bedrijf Repsol gerechtelijk zou vervolgen voor de enorme milieuschade die een olielek aanrichtte aan de kust nabij de hoofdstad Lima.
Kwik en cadmium
In de Amazone-zaak wordt die overheid zélf geviseerd. De betrokken gemeenschappen, vaak verstoken van basisvoorzieningen zoals leidingwater, klagen aan dat ze noodgedwongen water moeten drinken en vis eten die vervuild zijn door de oliewinning. De overheid gaf volgens hen jarenlang geen gehoor aan die zorgen. Kinderen hebben er kwik- en cadmiumgehaltes in hun bloed die boven de aanvaardbare normen van de Wereldgezondheidsorganisatie liggen, met maagklachten tot gevolg.
Zowel de regionale overheid als het bedrijf PetroPerú werden na een olieramp in 2014 al verplicht om milieu- en gezondheidsschade te compenseren, in een rechtszaak waarbij een partnerorganisatie van Broederlijk Delen juridische begeleiding aan de gemeenschappen bood.
De gijzeling raakt ook aan een breder probleem. Conflicten over grondstoffen zijn niet nieuw in de Amazone, een gebied van wereldbelang op het vlak van biodiversiteit en klimaat. Maar de strijd wordt wel intenser naarmate mijnbouw-, energie- en agrobedrijven steeds verder hun weg boren doorheen de territoria van lokale gemeenschappen.
Milieurampen als gevolg van nalatigheid door (zowel binnen- als buitenlandse) ondernemingen zijn schering en inslag. De rechten van de lokale bevolking worden voortdurend geschonden. Volgens Global Witness was het voorbije decennium het dodelijkste ooit voor verdedigers van land- en milieurechten, in het bijzonder voor inheemse activisten in Latijns-Amerika.
Toch komen er ook hoopvolle signalen uit het continent. Denk aan Brazilië: de opluchting van de internationale gemeenschap was groot toen niet Bolsonaro maar Lula nipt als winnaar over de meet kwam, met de belofte om de ontbossing te stoppen. En in Colombia, het gevaarlijkste land voor milieu- en mensenrechtenactivisten wereldwijd, beloofde president Gustavo Petro recentelijk het Akkoord van Escazú te ratificeren. Dat is een continentaal verdrag over de bescherming van milieuactivisten dat uniek is in de wereld.
Zorgplicht
Maar het volstaat niet om enkel lokale overheden met de vinger te wijzen. Veel grondstoffen worden door Europese bedrijven ontgonnen (zie Repsol), of komen op de Europese markt terecht. Ook de internationale gemeenschap, en dus de Europese Unie en België, moeten hun deel van het werk doen. Dat kan bijvoorbeeld door bindende wetgeving aan te nemen rond zorgplicht, die Europese bedrijven verplicht om mensenrechten en milieunormen wereldwijd te respecteren, die sancties oplegt in het geval van schendingen en slachtoffers toegang geeft tot rechtspraak.
De internationale klimaattop, die nog tot 18 november loopt, is alvast een unieke gelegenheid om de rechten van inheemse gemeenschappen en hun leefgebieden de politieke aandacht te geven die ze verdienen én concrete engagementen aan te gaan. Want enkel door hen te beschermen kunnen we ook de vitale ecosystemen behouden die voor ons allen van belang zijn.