ColumnJulie Cafmeyer
‘Een kakkerlak, een baby, een leeuw, een oude vrouw, een goudvis en een hagedis zullen op exact dezelfde seconde als jij heengaan’
Journalist Jana Antonissen en auteur/theatermaker Julie Cafmeyer vertellen beurtelings over het leven.
Telkens als ik op reis vertrek, vraag ik me af waarom ik niet gewoon thuis kan blijven. Ik zou mijn leven toch ook kunnen vullen met het bingewatchen van tv-series, en verder niets? Een leven lang op de sofa. Mijn verlangen naar een risicoloos bestaan heeft te maken met de doodsangst die telkens de kop opsteekt als ik reis. Het bijgeloof dat ik het lot tart door ver weg van huis te gaan. Weken voor mijn vertrek brief ik vrienden over wat er precies met mijn bezittingen en met mijn onafgewerkte roman moet gebeuren. Gewoon, voor de zekerheid.
Mijn doodsangst uit zich niet in paniekaanvallen. Ik heb geen last van ademhalingsproblemen, zwetende handen of bewustzijnsverlies. Het doemscenario over mijn levenseinde ontrolt zich in mijn hoofd alsof er een nieuwsbericht wordt voorgelezen; beheerst en gecontroleerd. Ik zal neerstorten, ik zal gekidnapt worden, ik zal in het ravijn struikelen, ik zal meegesleurd worden door een golf, ik zal leeggevreten worden door een tropische parasiet.
Na het overlopen van mijn verschillende levenseindes komt er berusting. Ik leg me erbij neer dat het hoogstwaarschijnlijk op korte termijn gedaan is met mij en stap dat verdomde vliegtuig op.
Bij aankomst op de luchthaven in Kaapstad knijp ik dramatisch in mijn eigen hand. Ik heb het eerste obstakel alvast overleefd. Niet dat ik onderworpen werd aan zoveel levensbedreigende beproevingen. Ik zat voornamelijk dertien uur aan een stuk op een stoel, maar toch: ik leef nog.
Tijdens mijn reis denk ik na over mijn doodsangst. Waar ben ik toch zo bang voor? Ik denk aan de filosoof Michel de Montaigne, die in een essay de lezer probeert te troosten. Op het moment dat je sterft, zijn er duizenden andere organismes die ook sterven. Een kakkerlak, een baby, een leeuw, een oude vrouw, een goudvis en een hagedis zullen op exact dezelfde milliseconde als jij heengaan. Een bacterie, een plant en een mier zullen tegelijkertijd met jou vergaan. De troost zit in de oneindigheid, dat niet alleen jij, maar triljoenen anderen met jou in een zwart gat worden gezogen. Dat is hoe ik het zag, de dood als een zwart gat.
Tot ik tot een inzicht kwam. Een bescheiden inzicht weliswaar, maar misschien troostrijk voor diegenen die net als ik bij momenten panisch worden van dat zwarte gat. Dat onoverzichtelijke zwarte gat als je er niet meer bent. Je bent er niet meer, voor altijd en altijd, enzovoort.
Tijdens een wandeling aan het strand keek ik naar miljoenen mosselschelpen, miljoenen sterren en miljoenen zandkorrels. Die nacht luisterde ik naar miljoenen insecten en ik dacht: de oneindigheid ligt niet buiten ons, we zitten er midden in. De oneindigheid is niet te vrezen, wij zíjn de oneindigheid. Toen ik dat besefte, werd ik overvallen door levenslust, het besef dat zolang ik leef, ik zoveel mogelijk moet genieten van de schoonheid die de oneindigheid met zich meebrengt.
Enkele dagen na dat besef was mijn reis voorbij en moest ik dat verdomde vliegtuig weer op.