ColumnEls van Doesburg
Een echte groene moet conservatief zijn. En een echte conservatief, groen
Els van Doesburg is schepen in Antwerpen namens N-VA. Haar column verschijnt tweewekelijks, afwisselend met Marc Van Ranst.
Het was me het schouwspel wel, daar in Sharm-el-Sheikh. Tienduizenden struikelden over elkaar richting Egypte om deel te nemen aan de klimaattop COP27. De betekenis van ‘deelnemen’ bleef voor een aantal vast beperkt tot de daad van het aanwezig zijn, selfies nemen of de Belgische delegatie natellen op voltalligheid in de bus (de zwaarste taak van allemaal). Het enige dat nog ontbrak was aan Toetanchamon vastgeplakte activisten.
Na een bezoek aan dit circus ga je niet naar huis met een onherkenbaar ballondiertje meelijkwekkend slecht gevouwen door een doorrookte clown, maar wel met een akkoord. Net zo onherkenbaar en slecht gevouwen als zo’n ballondiertje en eenmaal thuis weet je ook niet meer zo goed waar je het nu precies moet laten.
Daar zit ook het probleem. Progressieve politici en andere linkse luitjes denken dat beslissingen voor de bescherming van ons klimaat zo top-down mogelijk moeten worden genomen om goed te zijn. Hoe meer ambtenaren erbij betrokken zijn, hoe beter. Iets met ‘structureel’ en zo. Meer regels, meer controle, meer overheid. Linkse mensen zijn specialisten in maakbaarheidsplanning maar eigenlijk van nature helemaal niet zo geschikt om onze planeet te beschermen. Weet u wie veel beter is in bewaren en beschermen? In conserveren als het ware... u raadt het: conservatieven. Het woord zegt het letterlijk, jongens.
Een echte conservatief herken je dan ook, naast een tweed jasje, aan z’n groene hart. Een echt groen hart, geen watermeloentje dat je bij het opensnijden verrast met donkerrode planningsmanie. Conservatieven houden oprecht van natuur en schoonheid en niet alleen van het narcistische beeld van de wereld reddende activist. Waarom? Omdat conservatieven snappen dat klimaat of milieu niet over deugpronktrofeeën gaat maar over de essentie van wat ons als mensen motiveert: het hebben van een thuis. En die kunnen doorgeven aan onze kinderen, zonder lekkend dak of brokkelige fundering. De kern van ecologisch denken is dan ook dezelfde als die van conservatief denken: een verbond tussen zij die voor ons kwamen, zij die nu leven en zij die nog geboren moeten worden (nee, dat heb ik niet zelf bedacht, da’s Burke).
Onze thuis, daar voelen we ons verantwoordelijk voor. Maar dan moet thuis meer betekenen dan ‘de planeet’. Oplossingen voor een gezond milieu en klimaat worden pas doorleefd gedragen als ze lokaal wortelen, waar echte mensen in echte gemeenschappen problemen willen oplossen voor elkaar en met elkaar. Dicht bij het eigen bed, waar het “wij” concrete betekenis heeft en politici die “wij” mee aanmoedigen in plaats van ze te beschouwen als wantrouwende vijand die beteugeld moet worden.
Oikofilie of liefde voor het eigene, noemt Roger Scruton het (ja weeral Sir Roger, ik ben nu eenmaal verliefd). Dankzij dit concept is het Britse platteland vandaag nog zo prachtig, hebben de VS schitterende natuurparken, is de visserij in IJsland een van de meest duurzame ter wereld... Stuk voor stuk lokale, echte, concrete realisaties. En zo zijn er veel meer.
Alleen wie dit thuisconcept niet snapt, kan bedenken dat jezelf hysterisch schreeuwend aan kunstwerken vastplakken, klimaattoppen organiseren op exotische bestemmingen of onhaalbare anonieme doelstellingen door mensenstrotten duwen, ook buiten het eigen activistische kringetje kan werven.
Nee, een echte groene moet conservatief zijn. En een echte conservatief, groen.