OpiniePaul Krugman
Donald Trump is een racist die in het verleden leeft
Paul Krugman is columnist bij The New York Times en won de Nobelprijs voor Economie.
Laten we beginnen met wat overduidelijk is: ja, Donald Trump is een walgelijke racist. Hij gebruikt regelmatig ontmenselijkende taal wanneer hij praat over mensen die niet blank zijn – ook als het gaat over Congresleden. Sommigen zeggen dat dat een cynische strategie is om zijn achterban te mobiliseren, maar deze ‘strategie’ is hoogstens geworteld in de onverdraagzaamheid waarvan Trump eerder al blijk gaf. Hij zou die uitspraken sowieso doen, en deed ze ook al lang voordat hij president werd.
Trumps racisme is gebaseerd op een beeld van Amerika dat al tientallen jaren verouderd is. In zijn hoofd is het nog steeds 1989. Waarom 1989? Dat was het jaar waarin hij vroeg om de doodstraf weer in te voeren, als reactie op de rechtszaak van de Central Park Five – zwarte en latinotieners die werden veroordeeld voor de verkrachting van een blanke jogster in Central Park. In feite waren ze onschuldig, en hun veroordelingen werden in 2002 ongedaan gemaakt. En toch heeft Trump altijd geweigerd zich te excuseren of om zijn ongelijk toe te geven.
Trump lijkt niet te beseffen dat de tijden veranderd zijn. Zijn visioen van een ‘Amerikaans bloedbad’ is er een van een natie die in de eerste plaats worstelt met stedelijk geweld van niet-blanke mensen. Dat is een comfortabele visie als je een racist bent die gekleurde mensen minderwaardig vindt. Maar ze is volledig voorbijgestreefd als beeld van het Amerika van vandaag.
Ten eerste is de gewelddadige criminaliteit drastisch gedaald sinds de jaren 1990, vooral in de grote steden. Die steden zijn zeker niet 100 procent veilig, en sommige – zoals Baltimore – hebben die vooruitgang niet gemaakt. Maar op sociaal-maatschappelijk vlak is stedelijk Amerika er veel beter aan toe dan voorheen.
Anderzijds zit landelijk Amerika – blank, landelijk Amerika – in een neerwaartse spiraal. Als er al sprake is van een ‘Amerikaans bloedbad’ – we zien inderdaad een hogere mortaliteitsgraad en een kortere levensverwachting – dan concentreert zich dat bij blanke laagopgeleiden, vooral in landelijke gebieden. Bij hen is er sprake van een stijging in ‘armoede-gerelateerde overlijdens’ door opiaten, zelfdoding en alcohol, waardoor hun sterftegraad hoger ligt dan die van Afro-Amerikanen.
Ook indicatoren van sociaal verval, zoals het percentage van werkloze jonge mannen, zijn aan het stijgen in de kleine steden en landelijke gebieden van het oostelijke binnenland, met zijn voornamelijk blanke bevolking. Ik besluit daaruit dat de racisten – en al wie beweerde dat er een specifiek probleem was met de zwarte cultuur – ongelijk hadden, en dat socioloog William Julius Wilson het bij het rechte eind had.
Culturele tekortkoming
Toen de sociaal-maatschappelijke crisis louter een probleem leek voor grootstedelijke zwarten, kon nog aangevoerd worden dat de problemen te wijten waren aan een unieke culturele tekortkoming. En er waren wel wat commentatoren die suggereerden – en in sommige gevallen zelfs openlijk beweerden – dat niet-blanke mensen een speciale aanleg hadden voor antisociaal gedrag.
Maar Wilson stelde dat sociaal wangedrag een gevolg was, en geen oorzaak. Zijn werk, en dan vooral het terecht geprezen ‘When Work Disappears’, was gestoeld op de hypothese dat slinkende jobkansen voor stedelijke werkkrachten – en niet een of andere onderliggende culturele of raciale aard – een verklaring boden voor de dalende tewerkstelling, het verval van het traditionele gezin, en veel meer.
Hoe kunnen we Wilsons hypothese testen? Je zou natuurlijk de jobkansen van een groep blanken kunnen vernietigen, en dan kijken of zij een terugval in werklust ervaren, minder stabiele gezinnen opbouwen, enzovoort. En ja hoor, dat is precies wat er gebeurde met delen van niet-grootstedelijk Amerika die getroffen werden door een veranderende economie.
Ik zeg niet dat er iets verkeerd of inferieur is aan de bewoners van, pakweg, Oost-Kentucky (en geen enkele politicus zou zoiets durven te beweren). Integendeel: wat de veranderende Amerikaanse maatschappelijke toestand ons toont, is dat mensen min of meer hetzelfde zijn, welke huidskleur ze ook hebben. Geef hun redelijke kansen op economische en persoonlijke vooruitgang, en ze zullen het goed doen. Neem die kansen weg, en ze zullen slabakken.
Dat brengt ons terug bij Trump en zijn aanval op volksvertegenwoordiger Elijah Cummings, die hij ervan beschuldigde een district te vertegenwoordigen dat een “puinhoop” was “waar geen mens zou willen leven”. In feite is een deel van dat district net tamelijk welgesteld en goed opgeleid. In elk geval doet Trump zijn ambt geen recht als hij stelt dat sommige Amerikanen geen recht hebben op politieke vertegenwoordiging.
Maar de echte ironie is deze: vraag je eens af welke districten echt ‘puinhopen’ zijn – in de zin dat ze lijden onder ernstige maatschappelijke problemen – en dan blijken er vele (allicht de meeste) in 2016 voor Trump te hebben gestemd. En uiteraard doet Trump niets om die districten te helpen. Al wat hij hen kan bieden, is haat.